Civilisatie

Civilisatie
Toen we vanmorgen uit Kings Canyon vertrokken deelde Martijn met me dat hij het wel lekker vond om weer naar een wat geciviliseerder gebied te gaan. Als je er over nadenkt zijn we lange tijd in redelijk verlaten en beperkte gebieden geweest. The great ocean road was duidelijk ingesteld op toerisme, maar desalniettemin kleine leefgemeenschappen en verrassend rustig. Tijdens onze doorsteek via the Grampians, maar ook de wijngebieden werd het rustiger. Verlaten haast. Heerlijk, zou ik willen zeggen. Van daaruit the Outback in spreekt voor zich. Gemiddeld 50 tegenliggers op 500 kilometer zegt genoeg. De natuurwonderen Uluru, the Olgas en Kings Canyon zijn populair, maar ook daar zijn de voorzieningen beperkt en is het relatief rustig. Dus het vooruitzicht van een stad, met winkels, drukte en bedrijvigheid leek inderdaad een ware verandering in belevenissen.
Met die gedachte vertrokken we vanmorgen uit Kings Canyon. De route zou 470 kilometer zijn, maar als we een short-cut zouden nemen zouden we maar liefst 140 kilometer afsteken. De short-cut was een niet-geasfalteerde snelweg van 100 kilometer. Er waren geen restricties ten aanzien van voertuig. Op veel van dit soort wegen wordt duidelijk aangegeven dat het uitsluitend voor 4-wheel-drive auto’s is. Het leek ons wel wat. Midden door de natuur. En ik ben op vakantie met een afgestudeerde wiskundige, dus die kan rekenen. Een kleine optelsom leerde ons dat het tijd en brandstof zou winnen. Er vanuit gaande dat we gemiddeld 50 km/uur zouden kunnen rijden. Dat van die brandstof hebben we gaandeweg ook geleerd. De langere stukken zuipt onze rammelbak diesel. We mogen op deze stukken nl 110 en dan rijdt hij flink door de 3.000 toeren heen. En dat kost brandstof. Maar goed, de short-cut was een uitgemaakte zaak. We bereikten de afslag en gingen vol goede moed de niet-geasfalteerde weg op. De eerste 100 meter waren we zo overdonderd van het kabaal en geweld dat de weg onze trouwe rammelbak aandeed, dat we ons nauwelijks meer bewust waren van het hier en nu. De tweede 100 meter hebben we bedacht hoe we van 15 km/uur de rammelbak tot stilstand moesten brengen om zo snel mogelijk om te draaien naar de normale weg. Kortom, we zijn voor de lange route gegaan. En die ging als een dolle! We hebben lekker de hele weg herinneringen opgehaald, besproken wat we keken op televisie toen we jong waren (Martijn vond van-gewest-tot-gewest leuk, haha). Want dat doen we als we onderweg zijn, al 4.200 kilometer lang. Kletsen over van alles en nog wat.
Ik heb extra genoten van de weg naar Alice Springs. Want ondanks dat ik ook best uitkeek naar een lekkere koffie bij een goede koffiezaak, ik realiseerde me ook dat het eindeloze van the Outback uniek is. En ik weet niet wanneer we het ooit weer zullen zien en beleven. Het ligt niet naast de deur, zullen we maar zeggen. Dus heb ik maar geprobeerd het op mijn netvlies te branden. Foto’s maken van dit soort landschappen is een desillusie, het valt niet vast te leggen op een plaatje, slechts in je geheugen..
Bij Alice Springs aangekomen hebben we een van de eerste campings opgezocht. Een aanbeveling van Ann, onze goede vriendin die we in the Grampians leerden kennen. En een prima aanbeveling. Kort na inchecken zijn we naar het stadscentrum vertrokken. En dat was overdonderend. Kruispunten met 6 auto’s. Stoplichten. Voetgangers die de weg oversteken. Dat waren we niet meer gewend!! We hebben de camper zo snel mogelijk geparkeerd en zijn gaan lopen. Eerst naar onze goede vrienden van het Visitors information center. En daarna de hoofdstraat van Alice Springs in. Een cultuurshock wil ik het niet noemen, maar enigszins verwarrend was het wel. Er zijn hier heel veel aboriginal mensen. En die hangen rond. In parkjes, onder bruggen, op straat. Het liefst zo dicht mogelijk bij een Bottle-shop. Nu zijn wij allebei redelijk bekend met andere culturen. Toch zijn de aboriginal mensen van een soort die wij niet kennen. Ze zijn grof gebouwd, vooral in het gezicht. Ze zijn extreem donker, en kijken vooral ook heel donker. Ze zijn niet angstaanjagend, maar enig voorbehoud hebben we wel. In deze omgeving zijn er duidelijk problemen met de verschillende culturen. Dat resulteert in onrust. Geen geweld of agressiviteit naar toeristen. Vooral naar elkaar. En dat is in Alice Springs heel duidelijk. En dit leidt tot troosteloze taferelen. Wederom. We vragen ons af waar dit mis gegaan is. Ja natuurlijk, we weten hoe dit begonnen is, toen de Europeanen naar Australie kwamen en het land ‘ontwikkelden’. Maar we weten inmiddels ook dat dit land groot genoeg is voor alle bewoners. Om een eigen bestaan op de bouwen. Mogelijk met hun eigen gemeenschappen. Er zijn talloze gebieden benoemd tot ‘Aboriginal land’. Gebieden ter grootte van minimaal twee keer Nederland. We zijn er doorheen gereden, ze zijn verlaten. Zijn het echt de geneugten die de Europeanen meenamen, die de Aboriginal mensen niet kunnen weerstaan? Is het om die reden dat ze rond de steden hangen? Juist daar waar ze niet de mogelijkheid hebben om hun oorspronkelijke cultuur voort te zetten, te weten leven met de natuur en leven van hetgeen moeder Aarde hen schenkt.
We zullen er nog meer van zien de komende dagen. Voor nu hebben we heerlijk boodschappen gedaan en genoten van de gemakken van de stad, maar of we in een geciviliseerder gebied terecht gekomen zijn, daar laat ik me nog niet over uit. De komende dagen gaan we Alice Springs en omgeving ontdekken. We gaan nog een klein uitstapje maken naar de MacDonnell ranges. Dat schijnt een bijzonder mooi gebied te zijn. En we willen wat van deze bijzondere stad, midden in de woestijn, zien. De post van de Flying Doctors (wie keek dat niet vroeger), wat musea/bezienswaardigheden over het ontstaan van deze stad. En, als klap op de vuurpijl, we gaan een workshop digeridoo spelen volgen, met als ultiem uitje op zaterdagavond: een digeridoo concert. Van een grootheid in de wereld van dit bijzondere instrument. We hebben al even geïnformeerd of ze thuisbezorgen. En jawel, een aangekochte digeridoo wordt kosteloos opgestuurd. Dus wie weet.
En vanavond heb ik Wallabies gevoerd! Jaja.. Speciaal voor Jasmijn heb ik Martijn gevraagd om heel veel foto’s te maken. Jasmijn vroeg zich af of je kangeroes kunt aaien. Dat vertelde mama mij. Nou Jasmijn, Wallabies zijn hele kleine kangeroes. En als je een zakje voer meeneemt (dat je hier voor een dollar kunt kopen), dan kun je ze bij zonsondergang voeren aan de voet van de rots op deze camping. Ze eten letterlijk uit je hand. Op een goed moment zaten er wel 25 Wallabies, waarvan er 5 tegelijk uit mijn hand wilden eten. Dat werd natuurlijk ruzie. Boxen joh, die kleine donderstralen 😉
En zo zitten we weer in geciviliseerd gebied. Betere voorzieningen. Met beperkte zorgen over water, ondanks de droogte overigens die de hoge temperaturen hier aanrichten. Tja, dat hebben we wel geleerd. Dit land is op vele manieren ingesteld op natuurverschijnselen. De rol van water. Want water is een belangrijk goed in Australië. Is er niet teveel, dan is er wel te weinig. En de zon natuurlijk. Die hele rivieren drooglegt. En bosbranden veroorzaakt. Maar ook hoe de natuur hierop reageert. Want ook hier weer wisten we precies wanneer zonsondergang was. Mooi eigenlijk, hè..
Toen we vanmorgen uit Kings Canyon vertrokken deelde Martijn met me dat hij het wel lekker vond om weer naar een wat geciviliseerder gebied te gaan. Als je er over nadenkt zijn we lange tijd in redelijk verlaten en beperkte gebieden geweest. The great ocean road was duidelijk ingesteld op toerisme, maar desalniettemin kleine leefgemeenschappen en verrassend rustig. Tijdens onze doorsteek via the Grampians, maar ook de wijngebieden werd het rustiger. Verlaten haast. Heerlijk, zou ik willen zeggen. Van daaruit the Outback in spreekt voor zich. Gemiddeld 50 tegenliggers op 500 kilometer zegt genoeg. De natuurwonderen Uluru, the Olgas en Kings Canyon zijn populair, maar ook daar zijn de voorzieningen beperkt en is het relatief rustig. Dus het vooruitzicht van een stad, met winkels, drukte en bedrijvigheid leek inderdaad een ware verandering in belevenissen.
Met die gedachte vertrokken we vanmorgen uit Kings Canyon. De route zou 470 kilometer zijn, maar als we een short-cut zouden nemen zouden we maar liefst 140 kilometer afsteken. De short-cut was een niet-geasfalteerde snelweg van 100 kilometer. Er waren geen restricties ten aanzien van voertuig. Op veel van dit soort wegen wordt duidelijk aangegeven dat het uitsluitend voor 4-wheel-drive auto’s is. Het leek ons wel wat. Midden door de natuur. En ik ben op vakantie met een afgestudeerde wiskundige, dus die kan rekenen. Een kleine optelsom leerde ons dat het tijd en brandstof zou winnen. Er vanuit gaande dat we gemiddeld 50 km/uur zouden kunnen rijden. Dat van die brandstof hebben we gaandeweg ook geleerd. De langere stukken zuipt onze rammelbak diesel. We mogen op deze stukken nl 110 en dan rijdt hij flink door de 3.000 toeren heen. En dat kost brandstof. Maar goed, de short-cut was een uitgemaakte zaak. We bereikten de afslag en gingen vol goede moed de niet-geasfalteerde weg op. De eerste 100 meter waren we zo overdonderd van het kabaal en geweld dat de weg onze trouwe rammelbak aandeed, dat we ons nauwelijks meer bewust waren van het hier en nu. De tweede 100 meter hebben we bedacht hoe we van 15 km/uur de rammelbak tot stilstand moesten brengen om zo snel mogelijk om te draaien naar de normale weg. Kortom, we zijn voor de lange route gegaan. En die ging als een dolle! We hebben lekker de hele weg herinneringen opgehaald, besproken wat we keken op televisie toen we jong waren (Martijn vond van-gewest-tot-gewest leuk, haha). Want dat doen we als we onderweg zijn, al 4.200 kilometer lang. Kletsen over van alles en nog wat.
Ik heb extra genoten van de weg naar Alice Springs. Want ondanks dat ik ook best uitkeek naar een lekkere koffie bij een goede koffiezaak, ik realiseerde me ook dat het eindeloze van the Outback uniek is. En ik weet niet wanneer we het ooit weer zullen zien en beleven. Het ligt niet naast de deur, zullen we maar zeggen. Dus heb ik maar geprobeerd het op mijn netvlies te branden. Foto’s maken van dit soort landschappen is een desillusie, het valt niet vast te leggen op een plaatje, slechts in je geheugen..
Bij Alice Springs aangekomen hebben we een van de eerste campings opgezocht. Een aanbeveling van Ann, onze goede vriendin die we in the Grampians leerden kennen. En een prima aanbeveling. Kort na inchecken zijn we naar het stadscentrum vertrokken. En dat was overdonderend. Kruispunten met 6 auto’s. Stoplichten. Voetgangers die de weg oversteken. Dat waren we niet meer gewend!! We hebben de camper zo snel mogelijk geparkeerd en zijn gaan lopen. Eerst naar onze goede vrienden van het Visitors information center. En daarna de hoofdstraat van Alice Springs in. Een cultuurshock wil ik het niet noemen, maar enigszins verwarrend was het wel. Er zijn hier heel veel aboriginal mensen. En die hangen rond. In parkjes, onder bruggen, op straat. Het liefst zo dicht mogelijk bij een Bottle-shop. Nu zijn wij allebei redelijk bekend met andere culturen. Toch zijn de aboriginal mensen van een soort die wij niet kennen. Ze zijn grof gebouwd, vooral in het gezicht. Ze zijn extreem donker, en kijken vooral ook heel donker. Ze zijn niet angstaanjagend, maar enig voorbehoud hebben we wel. In deze omgeving zijn er duidelijk problemen met de verschillende culturen. Dat resulteert in onrust. Geen geweld of agressiviteit naar toeristen. Vooral naar elkaar. En dat is in Alice Springs heel duidelijk. En dit leidt tot troosteloze taferelen. Wederom. We vragen ons af waar dit mis gegaan is. Ja natuurlijk, we weten hoe dit begonnen is, toen de Europeanen naar Australie kwamen en het land ‘ontwikkelden’. Maar we weten inmiddels ook dat dit land groot genoeg is voor alle bewoners. Om een eigen bestaan op de bouwen. Mogelijk met hun eigen gemeenschappen. Er zijn talloze gebieden benoemd tot ‘Aboriginal land’. Gebieden ter grootte van minimaal twee keer Nederland. We zijn er doorheen gereden, ze zijn verlaten. Zijn het echt de geneugten die de Europeanen meenamen, die de Aboriginal mensen niet kunnen weerstaan? Is het om die reden dat ze rond de steden hangen? Juist daar waar ze niet de mogelijkheid hebben om hun oorspronkelijke cultuur voort te zetten, te weten leven met de natuur en leven van hetgeen moeder Aarde hen schenkt.
We zullen er nog meer van zien de komende dagen. Voor nu hebben we heerlijk boodschappen gedaan en genoten van de gemakken van de stad, maar of we in een geciviliseerder gebied terecht gekomen zijn, daar laat ik me nog niet over uit. De komende dagen gaan we Alice Springs en omgeving ontdekken. We gaan nog een klein uitstapje maken naar de MacDonnell ranges. Dat schijnt een bijzonder mooi gebied te zijn. En we willen wat van deze bijzondere stad, midden in de woestijn, zien. De post van de Flying Doctors (wie keek dat niet vroeger), wat musea/bezienswaardigheden over het ontstaan van deze stad. En, als klap op de vuurpijl, we gaan een workshop digeridoo spelen volgen, met als ultiem uitje op zaterdagavond: een digeridoo concert. Van een grootheid in de wereld van dit bijzondere instrument. We hebben al even geïnformeerd of ze thuisbezorgen. En jawel, een aangekochte digeridoo wordt kosteloos opgestuurd. Dus wie weet.
En vanavond heb ik Wallabies gevoerd! Jaja.. Speciaal voor Jasmijn heb ik Martijn gevraagd om heel veel foto’s te maken. Jasmijn vroeg zich af of je kangeroes kunt aaien. Dat vertelde mama mij. Nou Jasmijn, Wallabies zijn hele kleine kangeroes. En als je een zakje voer meeneemt (dat je hier voor een dollar kunt kopen), dan kun je ze bij zonsondergang voeren aan de voet van de rots op deze camping. Ze eten letterlijk uit je hand. Op een goed moment zaten er wel 25 Wallabies, waarvan er 5 tegelijk uit mijn hand wilden eten. Dat werd natuurlijk ruzie. Boxen joh, die kleine donderstralen 😉
En zo zitten we weer in geciviliseerd gebied. Betere voorzieningen. Met beperkte zorgen over water, ondanks de droogte overigens die de hoge temperaturen hier aanrichten. Tja, dat hebben we wel geleerd. Dit land is op vele manieren ingesteld op natuurverschijnselen. De rol van water. Want water is een belangrijk goed in Australië. Is er niet teveel, dan is er wel te weinig. En de zon natuurlijk. Die hele rivieren drooglegt. En bosbranden veroorzaakt. Maar ook hoe de natuur hierop reageert. Want ook hier weer wisten we precies wanneer zonsondergang was. Mooi eigenlijk, hè..

1 thought on “Civilisatie

  1. Nicolette

    Ik moet Martijn toch even bij staan. Ik vond van Gewest tot Gewest vroeger ook leuk om naar te kijken…:) Dus zo raar is dat niet hoor, Nico!

    Ik zie jullie helemaal voor me in jullie camper tuffend door the outback, stuiterend op jullie stoelen haha. Veel plezier in Alice Springs en ik heb laatst op TV gezien dat het Flying Docters kantoor van de TV serie wel bestaat maar niet meer in gebruik is. Of was dat wellicht in een andere plaats…?

    Dikke zoen,
    Nicolette

Comments are closed.