Category Archives: Reisverslagen

Civilisatie

Civilisatie
Toen we vanmorgen uit Kings Canyon vertrokken deelde Martijn met me dat hij het wel lekker vond om weer naar een wat geciviliseerder gebied te gaan. Als je er over nadenkt zijn we lange tijd in redelijk verlaten en beperkte gebieden geweest. The great ocean road was duidelijk ingesteld op toerisme, maar desalniettemin kleine leefgemeenschappen en verrassend rustig. Tijdens onze doorsteek via the Grampians, maar ook de wijngebieden werd het rustiger. Verlaten haast. Heerlijk, zou ik willen zeggen. Van daaruit the Outback in spreekt voor zich. Gemiddeld 50 tegenliggers op 500 kilometer zegt genoeg. De natuurwonderen Uluru, the Olgas en Kings Canyon zijn populair, maar ook daar zijn de voorzieningen beperkt en is het relatief rustig. Dus het vooruitzicht van een stad, met winkels, drukte en bedrijvigheid leek inderdaad een ware verandering in belevenissen.
Met die gedachte vertrokken we vanmorgen uit Kings Canyon. De route zou 470 kilometer zijn, maar als we een short-cut zouden nemen zouden we maar liefst 140 kilometer afsteken. De short-cut was een niet-geasfalteerde snelweg van 100 kilometer. Er waren geen restricties ten aanzien van voertuig. Op veel van dit soort wegen wordt duidelijk aangegeven dat het uitsluitend voor 4-wheel-drive auto’s is. Het leek ons wel wat. Midden door de natuur. En ik ben op vakantie met een afgestudeerde wiskundige, dus die kan rekenen. Een kleine optelsom leerde ons dat het tijd en brandstof zou winnen. Er vanuit gaande dat we gemiddeld 50 km/uur zouden kunnen rijden. Dat van die brandstof hebben we gaandeweg ook geleerd. De langere stukken zuipt onze rammelbak diesel. We mogen op deze stukken nl 110 en dan rijdt hij flink door de 3.000 toeren heen. En dat kost brandstof. Maar goed, de short-cut was een uitgemaakte zaak. We bereikten de afslag en gingen vol goede moed de niet-geasfalteerde weg op. De eerste 100 meter waren we zo overdonderd van het kabaal en geweld dat de weg onze trouwe rammelbak aandeed, dat we ons nauwelijks meer bewust waren van het hier en nu. De tweede 100 meter hebben we bedacht hoe we van 15 km/uur de rammelbak tot stilstand moesten brengen om zo snel mogelijk om te draaien naar de normale weg. Kortom, we zijn voor de lange route gegaan. En die ging als een dolle! We hebben lekker de hele weg herinneringen opgehaald, besproken wat we keken op televisie toen we jong waren (Martijn vond van-gewest-tot-gewest leuk, haha). Want dat doen we als we onderweg zijn, al 4.200 kilometer lang. Kletsen over van alles en nog wat.
Ik heb extra genoten van de weg naar Alice Springs. Want ondanks dat ik ook best uitkeek naar een lekkere koffie bij een goede koffiezaak, ik realiseerde me ook dat het eindeloze van the Outback uniek is. En ik weet niet wanneer we het ooit weer zullen zien en beleven. Het ligt niet naast de deur, zullen we maar zeggen. Dus heb ik maar geprobeerd het op mijn netvlies te branden. Foto’s maken van dit soort landschappen is een desillusie, het valt niet vast te leggen op een plaatje, slechts in je geheugen..
Bij Alice Springs aangekomen hebben we een van de eerste campings opgezocht. Een aanbeveling van Ann, onze goede vriendin die we in the Grampians leerden kennen. En een prima aanbeveling. Kort na inchecken zijn we naar het stadscentrum vertrokken. En dat was overdonderend. Kruispunten met 6 auto’s. Stoplichten. Voetgangers die de weg oversteken. Dat waren we niet meer gewend!! We hebben de camper zo snel mogelijk geparkeerd en zijn gaan lopen. Eerst naar onze goede vrienden van het Visitors information center. En daarna de hoofdstraat van Alice Springs in. Een cultuurshock wil ik het niet noemen, maar enigszins verwarrend was het wel. Er zijn hier heel veel aboriginal mensen. En die hangen rond. In parkjes, onder bruggen, op straat. Het liefst zo dicht mogelijk bij een Bottle-shop. Nu zijn wij allebei redelijk bekend met andere culturen. Toch zijn de aboriginal mensen van een soort die wij niet kennen. Ze zijn grof gebouwd, vooral in het gezicht. Ze zijn extreem donker, en kijken vooral ook heel donker. Ze zijn niet angstaanjagend, maar enig voorbehoud hebben we wel. In deze omgeving zijn er duidelijk problemen met de verschillende culturen. Dat resulteert in onrust. Geen geweld of agressiviteit naar toeristen. Vooral naar elkaar. En dat is in Alice Springs heel duidelijk. En dit leidt tot troosteloze taferelen. Wederom. We vragen ons af waar dit mis gegaan is. Ja natuurlijk, we weten hoe dit begonnen is, toen de Europeanen naar Australie kwamen en het land ‘ontwikkelden’. Maar we weten inmiddels ook dat dit land groot genoeg is voor alle bewoners. Om een eigen bestaan op de bouwen. Mogelijk met hun eigen gemeenschappen. Er zijn talloze gebieden benoemd tot ‘Aboriginal land’. Gebieden ter grootte van minimaal twee keer Nederland. We zijn er doorheen gereden, ze zijn verlaten. Zijn het echt de geneugten die de Europeanen meenamen, die de Aboriginal mensen niet kunnen weerstaan? Is het om die reden dat ze rond de steden hangen? Juist daar waar ze niet de mogelijkheid hebben om hun oorspronkelijke cultuur voort te zetten, te weten leven met de natuur en leven van hetgeen moeder Aarde hen schenkt.
We zullen er nog meer van zien de komende dagen. Voor nu hebben we heerlijk boodschappen gedaan en genoten van de gemakken van de stad, maar of we in een geciviliseerder gebied terecht gekomen zijn, daar laat ik me nog niet over uit. De komende dagen gaan we Alice Springs en omgeving ontdekken. We gaan nog een klein uitstapje maken naar de MacDonnell ranges. Dat schijnt een bijzonder mooi gebied te zijn. En we willen wat van deze bijzondere stad, midden in de woestijn, zien. De post van de Flying Doctors (wie keek dat niet vroeger), wat musea/bezienswaardigheden over het ontstaan van deze stad. En, als klap op de vuurpijl, we gaan een workshop digeridoo spelen volgen, met als ultiem uitje op zaterdagavond: een digeridoo concert. Van een grootheid in de wereld van dit bijzondere instrument. We hebben al even geïnformeerd of ze thuisbezorgen. En jawel, een aangekochte digeridoo wordt kosteloos opgestuurd. Dus wie weet.
En vanavond heb ik Wallabies gevoerd! Jaja.. Speciaal voor Jasmijn heb ik Martijn gevraagd om heel veel foto’s te maken. Jasmijn vroeg zich af of je kangeroes kunt aaien. Dat vertelde mama mij. Nou Jasmijn, Wallabies zijn hele kleine kangeroes. En als je een zakje voer meeneemt (dat je hier voor een dollar kunt kopen), dan kun je ze bij zonsondergang voeren aan de voet van de rots op deze camping. Ze eten letterlijk uit je hand. Op een goed moment zaten er wel 25 Wallabies, waarvan er 5 tegelijk uit mijn hand wilden eten. Dat werd natuurlijk ruzie. Boxen joh, die kleine donderstralen 😉
En zo zitten we weer in geciviliseerd gebied. Betere voorzieningen. Met beperkte zorgen over water, ondanks de droogte overigens die de hoge temperaturen hier aanrichten. Tja, dat hebben we wel geleerd. Dit land is op vele manieren ingesteld op natuurverschijnselen. De rol van water. Want water is een belangrijk goed in Australië. Is er niet teveel, dan is er wel te weinig. En de zon natuurlijk. Die hele rivieren drooglegt. En bosbranden veroorzaakt. Maar ook hoe de natuur hierop reageert. Want ook hier weer wisten we precies wanneer zonsondergang was. Mooi eigenlijk, hè..
Toen we vanmorgen uit Kings Canyon vertrokken deelde Martijn met me dat hij het wel lekker vond om weer naar een wat geciviliseerder gebied te gaan. Als je er over nadenkt zijn we lange tijd in redelijk verlaten en beperkte gebieden geweest. The great ocean road was duidelijk ingesteld op toerisme, maar desalniettemin kleine leefgemeenschappen en verrassend rustig. Tijdens onze doorsteek via the Grampians, maar ook de wijngebieden werd het rustiger. Verlaten haast. Heerlijk, zou ik willen zeggen. Van daaruit the Outback in spreekt voor zich. Gemiddeld 50 tegenliggers op 500 kilometer zegt genoeg. De natuurwonderen Uluru, the Olgas en Kings Canyon zijn populair, maar ook daar zijn de voorzieningen beperkt en is het relatief rustig. Dus het vooruitzicht van een stad, met winkels, drukte en bedrijvigheid leek inderdaad een ware verandering in belevenissen.
Met die gedachte vertrokken we vanmorgen uit Kings Canyon. De route zou 470 kilometer zijn, maar als we een short-cut zouden nemen zouden we maar liefst 140 kilometer afsteken. De short-cut was een niet-geasfalteerde snelweg van 100 kilometer. Er waren geen restricties ten aanzien van voertuig. Op veel van dit soort wegen wordt duidelijk aangegeven dat het uitsluitend voor 4-wheel-drive auto’s is. Het leek ons wel wat. Midden door de natuur. En ik ben op vakantie met een afgestudeerde wiskundige, dus die kan rekenen. Een kleine optelsom leerde ons dat het tijd en brandstof zou winnen. Er vanuit gaande dat we gemiddeld 50 km/uur zouden kunnen rijden. Dat van die brandstof hebben we gaandeweg ook geleerd. De langere stukken zuipt onze rammelbak diesel. We mogen op deze stukken nl 110 en dan rijdt hij flink door de 3.000 toeren heen. En dat kost brandstof. Maar goed, de short-cut was een uitgemaakte zaak. We bereikten de afslag en gingen vol goede moed de niet-geasfalteerde weg op. De eerste 100 meter waren we zo overdonderd van het kabaal en geweld dat de weg onze trouwe rammelbak aandeed, dat we ons nauwelijks meer bewust waren van het hier en nu. De tweede 100 meter hebben we bedacht hoe we van 15 km/uur de rammelbak tot stilstand moesten brengen om zo snel mogelijk om te draaien naar de normale weg. Kortom, we zijn voor de lange route gegaan. En die ging als een dolle! We hebben lekker de hele weg herinneringen opgehaald, besproken wat we keken op televisie toen we jong waren (Martijn vond van-gewest-tot-gewest leuk, haha). Want dat doen we als we onderweg zijn, al 4.200 kilometer lang. Kletsen over van alles en nog wat.
Ik heb extra genoten van de weg naar Alice Springs. Want ondanks dat ik ook best uitkeek naar een lekkere koffie bij een goede koffiezaak, ik realiseerde me ook dat het eindeloze van the Outback uniek is. En ik weet niet wanneer we het ooit weer zullen zien en beleven. Het ligt niet naast de deur, zullen we maar zeggen. Dus heb ik maar geprobeerd het op mijn netvlies te branden. Foto’s maken van dit soort landschappen is een desillusie, het valt niet vast te leggen op een plaatje, slechts in je geheugen..
Bij Alice Springs aangekomen hebben we een van de eerste campings opgezocht. Een aanbeveling van Ann, onze goede vriendin die we in the Grampians leerden kennen. En een prima aanbeveling. Kort na inchecken zijn we naar het stadscentrum vertrokken. En dat was overdonderend. Kruispunten met 6 auto’s. Stoplichten. Voetgangers die de weg oversteken. Dat waren we niet meer gewend!! We hebben de camper zo snel mogelijk geparkeerd en zijn gaan lopen. Eerst naar onze goede vrienden van het Visitors information center. En daarna de hoofdstraat van Alice Springs in. Een cultuurshock wil ik het niet noemen, maar enigszins verwarrend was het wel. Er zijn hier heel veel aboriginal mensen. En die hangen rond. In parkjes, onder bruggen, op straat. Het liefst zo dicht mogelijk bij een Bottle-shop. Nu zijn wij allebei redelijk bekend met andere culturen. Toch zijn de aboriginal mensen van een soort die wij niet kennen. Ze zijn grof gebouwd, vooral in het gezicht. Ze zijn extreem donker, en kijken vooral ook heel donker. Ze zijn niet angstaanjagend, maar enig voorbehoud hebben we wel. In deze omgeving zijn er duidelijk problemen met de verschillende culturen. Dat resulteert in onrust. Geen geweld of agressiviteit naar toeristen. Vooral naar elkaar. En dat is in Alice Springs heel duidelijk. En dit leidt tot troosteloze taferelen. Wederom. We vragen ons af waar dit mis gegaan is. Ja natuurlijk, we weten hoe dit begonnen is, toen de Europeanen naar Australie kwamen en het land ‘ontwikkelden’. Maar we weten inmiddels ook dat dit land groot genoeg is voor alle bewoners. Om een eigen bestaan op de bouwen. Mogelijk met hun eigen gemeenschappen. Er zijn talloze gebieden benoemd tot ‘Aboriginal land’. Gebieden ter grootte van minimaal twee keer Nederland. We zijn er doorheen gereden, ze zijn verlaten. Zijn het echt de geneugten die de Europeanen meenamen, die de Aboriginal mensen niet kunnen weerstaan? Is het om die reden dat ze rond de steden hangen? Juist daar waar ze niet de mogelijkheid hebben om hun oorspronkelijke cultuur voort te zetten, te weten leven met de natuur en leven van hetgeen moeder Aarde hen schenkt.
We zullen er nog meer van zien de komende dagen. Voor nu hebben we heerlijk boodschappen gedaan en genoten van de gemakken van de stad, maar of we in een geciviliseerder gebied terecht gekomen zijn, daar laat ik me nog niet over uit. De komende dagen gaan we Alice Springs en omgeving ontdekken. We gaan nog een klein uitstapje maken naar de MacDonnell ranges. Dat schijnt een bijzonder mooi gebied te zijn. En we willen wat van deze bijzondere stad, midden in de woestijn, zien. De post van de Flying Doctors (wie keek dat niet vroeger), wat musea/bezienswaardigheden over het ontstaan van deze stad. En, als klap op de vuurpijl, we gaan een workshop digeridoo spelen volgen, met als ultiem uitje op zaterdagavond: een digeridoo concert. Van een grootheid in de wereld van dit bijzondere instrument. We hebben al even geïnformeerd of ze thuisbezorgen. En jawel, een aangekochte digeridoo wordt kosteloos opgestuurd. Dus wie weet.
En vanavond heb ik Wallabies gevoerd! Jaja.. Speciaal voor Jasmijn heb ik Martijn gevraagd om heel veel foto’s te maken. Jasmijn vroeg zich af of je kangeroes kunt aaien. Dat vertelde mama mij. Nou Jasmijn, Wallabies zijn hele kleine kangeroes. En als je een zakje voer meeneemt (dat je hier voor een dollar kunt kopen), dan kun je ze bij zonsondergang voeren aan de voet van de rots op deze camping. Ze eten letterlijk uit je hand. Op een goed moment zaten er wel 25 Wallabies, waarvan er 5 tegelijk uit mijn hand wilden eten. Dat werd natuurlijk ruzie. Boxen joh, die kleine donderstralen 😉
En zo zitten we weer in geciviliseerd gebied. Betere voorzieningen. Met beperkte zorgen over water, ondanks de droogte overigens die de hoge temperaturen hier aanrichten. Tja, dat hebben we wel geleerd. Dit land is op vele manieren ingesteld op natuurverschijnselen. De rol van water. Want water is een belangrijk goed in Australië. Is er niet teveel, dan is er wel te weinig. En de zon natuurlijk. Die hele rivieren drooglegt. En bosbranden veroorzaakt. Maar ook hoe de natuur hierop reageert. Want ook hier weer wisten we precies wanneer zonsondergang was. Mooi eigenlijk, hè..

Gebabbel deel 2 – over borden

Gebabbel deel 2 – over borden
Daar ben ik weer. Met wederom wat gebabbel over ditjes en datjes in Australië. Dit maal over borden.
Ik ben dol op borden, verkeersborden wel te verstaan. Alhoewel een goed gevuld bord met zuurkool er nu ook wel in zou gaan. Maar goed, verkeersborden dus. Ik fotografeer ze ook graag. Waarom? Allereerst ben ik vrij visueel ingesteld, ik hou wel van plaatjes kijken. Verder hebben deze borden het doel om met een enkele tekening een hele belangrijke boodschap over te brengen. En dat is best een uitdaging. Dat zie je in Nederland, maar daar zijn we zo gewend geraakt aan de borden dat het ons niet meer opvalt. In het buitenland valt het je des te meer op. Zo ook in Australië. Waar mogelijk hebben we foto’s gemaakt van de borden, maar dat is helaas niet overal gelukt. Soms ook omdat het bord op zich al zo onheilspellend was, dat we de auto er niet voor durfden te verlaten. Zo zagen we midden in de woestijn een bord langs de weg staan. Probeer je het plaatje voor te stellen. Woestijn: een plek waar je doorheen moet rijden, niet recreëren. Woestijn: een plek waar weinig te beleven is. Woestijn: hitte, hitte en nog eens hitte. En wat zien wij naast de weg staan? Een bord met allerlei plaatjes. En opschriften. “Don’t run”, met een plaatje van een rennend poppetje. “Don’t walk backwards”, met een achteruit lopend poppetje (knap, toegegeven). “Deep shafts”, met een poppetje dat in een kuil valt. We vonden dat ronduit hilarisch. Want wie denkt ooit bij zichzelf: joh, ik ben in de woestijn, laat ik eens een lekker stukje gaan rennen, achteruit! Later begrepen we dat we in de gebieden van de opaalmijnen waren. En toegegeven, als je daar een wandelingetje maakt en je ziet een knap stukje opaal op de grond liggen, dan wil je best een stukje rennen, om je buit veilig te stellen. En les 2 bij het opaal-verdedigen is: ren achteruit, zo kun je goed zien wie je achtervolgt. En ja, dan kun je in een mijnschacht vallen. Niet handig.
Verder in de selectie (zie foto’s)
Recreatie in Hong Kong
Een bord dat wij zagen in Hong Kong. Bij een heel gezellig strand. Het bord geeft aan wat je er allemaal niet mag. Wij hebben heel stilletjes op het strand gezeten, leek wel te mogen.
Knuffelen met bomen in Sydney
Het geniale bord dat we in de Botanic Gardens in Sydney zagen. We werden uitgenodigd om vooral op het gras te lopen en de bomen te knuffelen. Al eens op de website geplaatst, maar mag niet in de verzameling ontbreken.
Camper!
Ons nummerbord, heel belangrijk
Uitnodiging
Waarschuwingen voor wildlife, alhoewel het voor ons meer een uitnodiging was om deze verlaten weg in te rijden. Leverde ons wel onze eerste (en laatste) blik op een Koala op.
Meer wildlife
Een hele fijne waarschuwing voor slangen, actieve slangen wel te verstaan
Vallen van een rots
TIjdens onze wandeling in the Olgas moesten we de blauwe pijltjes volgen. Wij zagen dit bordje. Een aankondiging dat je richting op moet lopen waar je van een rots af kunt glijden? Of misschien een waarschuwing..
Populatie
Een onderverdeling van bevolking van Glendambo. Die vond ik zo leuk dat we ervoor terug zijn gereden. Het behoeft geen uitleg dat Glendambo zo klein is dat je er voorbij gereden bent voor je er erg in hebt…
Gras in de woestijn
Een hilarisch bord op de golfclub van Coober Pedy, waar in geen velden of wegen natuurlijk gras te bekennen is (of elk ander soort groen)
Een klassieker
De ultieme score als het om verkeersborden gaat; de aankondiging dat kangaroes over de weg heen kunnen hoppen. Een juweeltje wat mij betreft, die binnenkort te zien is op ons toilet!
Camping in Kings Canyon
Dit bord zag ik net. Op de camping. Althans, ik zou zweren dat het een camping is..
Waarschuwing of aanbeveling
Tot slot een conclusie over borden in Australië. Ze doen het best goed hier. Toch vraag ik me wat af. Zou het wellicht benadrukt kunnen worden wat het doel van het bord is. Is het een aanbeveling of een waarschuwing. Zie de foto van de twee bordjes op een paaltje dat we in Kings Canyon tegen kwamen. Welk doel dienen deze bordjes? De bovenste lijkt een aanbeveling te zijn. Om goed om je heen te kijken en te wijzen. Kortom, er is wat te zien. Dat zou de betekenis van het onderste bordje kunnen verklaren. Moeten we opletten of we poppetjes zien die van rotsen afvallen? Of is het onderste bordje een waarschuwing? Je zou het haast denken…

Daar ben ik weer. Met wederom wat gebabbel over ditjes en datjes in Australië. Dit maal over borden.

Ik ben dol op borden, verkeersborden wel te verstaan. Alhoewel een goed gevuld bord met zuurkool er nu ook wel in zou gaan. Maar goed, verkeersborden dus. Ik fotografeer ze ook graag. Waarom? Allereerst ben ik vrij visueel ingesteld, ik hou wel van plaatjes kijken. Verder hebben deze borden het doel om met een enkele tekening een hele belangrijke boodschap over te brengen. En dat is best een uitdaging. Dat zie je in Nederland, maar daar zijn we zo gewend geraakt aan de borden dat het ons niet meer opvalt. In het buitenland valt het je des te meer op. Zo ook in Australië. Waar mogelijk hebben we foto’s gemaakt van de borden, maar dat is helaas niet overal gelukt. Soms ook omdat het bord op zich al zo onheilspellend was, dat we de auto er niet voor durfden te verlaten. Zo zagen we midden in de woestijn een bord langs de weg staan. Probeer je het plaatje voor te stellen. Woestijn: een plek waar je doorheen moet rijden, niet recreëren. Woestijn: een plek waar weinig te beleven is. Woestijn: hitte, hitte en nog eens hitte. En wat zien wij naast de weg staan? Een bord met allerlei plaatjes. En opschriften. “Don’t run”, met een plaatje van een rennend poppetje. “Don’t walk backwards”, met een achteruit lopend poppetje (knap, toegegeven). “Deep shafts”, met een poppetje dat in een kuil valt. We vonden dat ronduit hilarisch. Want wie denkt ooit bij zichzelf: joh, ik ben in de woestijn, laat ik eens een lekker stukje gaan rennen, achteruit! Later begrepen we dat we in de gebieden van de opaalmijnen waren. En toegegeven, als je daar een wandelingetje maakt en je ziet een knap stukje opaal op de grond liggen, dan wil je best een stukje rennen, om je buit veilig te stellen. En les 2 bij het opaal-verdedigen is: ren achteruit, zo kun je goed zien wie je achtervolgt. En ja, dan kun je in een mijnschacht vallen. Niet handig.

Verder in de selectie (zie foto’s)

Recreatie in Hong Kong

Een bord dat wij zagen in Hong Kong. Bij een heel gezellig strand. Het bord geeft aan wat je er allemaal niet mag. Wij hebben heel stilletjes op het strand gezeten, leek wel te mogen.

Knuffelen met bomen in Sydney

Het geniale bord dat we in de Botanic Gardens in Sydney zagen. We werden uitgenodigd om vooral op het gras te lopen en de bomen te knuffelen. Al eens op de website geplaatst, maar mag niet in de verzameling ontbreken.

Camper!

Ons nummerbord, heel belangrijk

Uitnodiging

Waarschuwingen voor wildlife, alhoewel het voor ons meer een uitnodiging was om deze verlaten weg in te rijden. Leverde ons wel onze eerste (en laatste) blik op een Koala op.

Meer wildlife

Een hele fijne waarschuwing voor slangen, actieve slangen wel te verstaan

Vallen van een rots

TIjdens onze wandeling in the Olgas moesten we de blauwe pijltjes volgen. Wij zagen dit bordje. Een aankondiging dat je richting op moet lopen waar je van een rots af kunt glijden? Of misschien een waarschuwing..

Populatie

Een onderverdeling van bevolking van Glendambo. Die vond ik zo leuk dat we ervoor terug zijn gereden. Het behoeft geen uitleg dat Glendambo zo klein is dat je er voorbij gereden bent voor je er erg in hebt…

Gras in de woestijn

Een hilarisch bord op de golfclub van Coober Pedy, waar in geen velden of wegen natuurlijk gras te bekennen is (of elk ander soort groen)

Een klassieker

De ultieme score als het om verkeersborden gaat; de aankondiging dat kangaroes over de weg heen kunnen hoppen. Een juweeltje wat mij betreft, die binnenkort te zien is op ons toilet!

Camping in Kings Canyon

Dit bord zag ik net. Op de camping. Althans, ik zou zweren dat het een camping is..

Waarschuwing of aanbeveling

Tot slot een conclusie over borden in Australië. Ze doen het best goed hier. Toch vraag ik me wat af. Zou het wellicht benadrukt kunnen worden wat het doel van het bord is. Is het een aanbeveling of een waarschuwing. Zie de foto van de twee bordjes op een paaltje dat we in Kings Canyon tegen kwamen. Welk doel dienen deze bordjes? De bovenste lijkt een aanbeveling te zijn. Om goed om je heen te kijken en te wijzen. Kortom, er is wat te zien. Dat zou de betekenis van het onderste bordje kunnen verklaren. Moeten we opletten of we poppetjes zien die van rotsen afvallen? Of is het onderste bordje een waarschuwing? Je zou het haast denken…

Zonsopkomst, The Olga’s & Kings Canyon

Zonsopkomst, The Olga’s & Kings Canyon
Zoals in ons laatste stukje al aangekondigd zijn we, inmiddels gisteren, erg vroeg opgestaan om de zonsopkomst bij Uluru mee te maken. Om 4:30 ging de wekker (we hebben een half uurtje extra genomen) en we waren niet de enigen die wakker waren. Zo’n beetje de halve camping was al op, om hetzelfde te gaan doen. Het was dan ook filerijden naar de ingang van het park en eenmaal binnen werden alle snelheidsregels aan de laars gelapt om maar op tijd te zijn. Wij verkozen ervoor om niet de meute achterna te gaan, die de zon op Uluru wilden zien schijnen. Wij wilden de zon achter Uluru op zien komen. We hadden tenslotte de zonsondergang schijnend op Uluru al gezien. Het was een mooi gezicht, dat niet heel goed op foto is vast te leggen. Vooral het tot leven komen van de natuur is mooi om mee te maken. Letterlijk bij de eerste zonnestraal hoorden we het eerste vogeltje fluiten. Bij de natuur horen helaas ook de vliegen… Binnen no-time werden we weer belaagd.
En toen was het 7 uur. Ons eerste plan al tot uitvoer gebracht. Dat gebeurt ons niet iedere dag. Maar goed, we hadden meer plannen voor deze dag. Op naar de Olga’s, de minder bekende zuster-rotsformaties van Uluru, zo’n 45 km verderop. 36 toppen die net als Uluru vrij eenzaam in het landschap staan. Deze rode rotsen bieden een mooie wandeling, The Valley of the Winds geheten, 8 km tussen de rotsen door. Classificatie: gemiddeld. We zijn vol goede moed en verwachting aan deze wandeling begonnen, en wij vinden het een aanrader. Je zit echt in de natuur, tussen de rotsen, het is uitdagend en levert mooie plaatjes op. De wandeling rond Uluru is wat dat betreft iets saaier, maar niet minder indrukwekkend. Aangezien het nog vroeg op de dag was, was het qua temperatuur goed uit te houden. Genoeg water mee, wat muesli-repen en zonnebrand, en uiteraard de fotocamera. We waren vrijwel alleen in het gebied, en dat maakt dat je de rust en de stilte, de geluiden van de natuur goed kunt ervaren. Overigens was dit ook een tip van Ann, en we zijn zo vrij om deze tip ook aan jullie mee te geven. Vergeet de Olga’s niet als je naar Uluru gaat!
Kings Canyon was onze volgende bestemming van de dag. 300 km rijden, maar ook dat paste prima in het programma van de dag. Wat is vroeg opstaan toch fijn, al willen we van 4:30 geen gewoonte maken. Anyway: we zitten nu in Kings Canyon. Het resort waar we zitten omvat niet veel meer dan een camping, een general store met benzinepomp, een bbq restaurant/pizzeria en een hotel. En ook hier alleen voor de toeristen, er is geen dorpje in de wijde omgeving te bekennen. Vandaag hebben we alweer gewandeld, nu dus door Kings Canyon. Zeer indrukwekkende rotsformaties, een kloof, mooie vergezichten. Samengevat: een landschap dat we niet kennen en daardoor prachtig is om doorheen te lopen. Een wandeling met een pittige klim in het begin, maar daarna konden we het rustig aandoen. Ik ben erg blij dat het ons allemaal lukt om deze mooie dingen te zien en te doen. Overigens was het aardig druk onderweg, met als meest markante detail dat er in het laatste gedeelte van de wandeling ongeveer 200 meter achter ons twee Nederlandse meisjes liepen, die het belangrijker vonden vrij luid met elkaar te kletsen dan af en toe eens stil te zijn en te luisteren naar de natuur. Soit.
Morgen gaan we op weg naar Alice Springs. In principe onze laatste etappe, we leveren daar de camper in. Maar dat is pas zondag, en we gaan dus nog Alice Springs en vooral de omgeving, de MacDonnel ranges, ontdekken. We hebben nog wat tips op te volgen… Verder ligt het in mijn plan om nog een Digeridoo-workshop te doen. Moet ik nog even overleggen, maar als we tijd hebben gaat dat wel lukken.
Als laatste nog even dit: de camping staat niet erg vol, zoals we eigenlijk de hele trip al meemaken. Maar: er vindt een aardige strijd plaats om de heerschappij van de camping door de vogels. De zwart-witten tegen de kleinere groenen, waarbij de laatste winnen, totdat ‘s avonds de papagaaien komen: die zijn ‘s avonds de baas. Als het eenmaal donker is loopt een verdwaalde(?) dingo hier rond, op zoek naar eten. Daar waren we al voor gewaarschuwd. Deze wilde hond trekt zich echter niets van ons aan en loopt ons rustig voorbij.
Tot in Alice!

Zoals in ons laatste stukje al aangekondigd zijn we, inmiddels gisteren, erg vroeg opgestaan om de zonsopkomst bij Uluru mee te maken. Om 4:30 ging de wekker (we hebben een half uurtje extra genomen) en we waren niet de enigen die wakker waren. Zo’n beetje de halve camping was al op, om hetzelfde te gaan doen. Het was dan ook filerijden naar de ingang van het park en eenmaal binnen werden alle snelheidsregels aan de laars gelapt om maar op tijd te zijn. Wij verkozen ervoor om niet de meute achterna te gaan, die de zon op Uluru wilden zien schijnen. Wij wilden de zon achter Uluru op zien komen. We hadden tenslotte de zonsondergang schijnend op Uluru al gezien. Het was een mooi gezicht, dat niet heel goed op foto is vast te leggen. Vooral het tot leven komen van de natuur is mooi om mee te maken. Letterlijk bij de eerste zonnestraal hoorden we het eerste vogeltje fluiten. Bij de natuur horen helaas ook de vliegen… Binnen no-time werden we weer belaagd.

En toen was het 7 uur. Ons eerste plan al tot uitvoer gebracht. Dat gebeurt ons niet iedere dag. Maar goed, we hadden meer plannen voor deze dag. Op naar de Olga’s, de minder bekende zuster-rotsformaties van Uluru, zo’n 45 km verderop. 36 toppen die net als Uluru vrij eenzaam in het landschap staan. Deze rode rotsen bieden een mooie wandeling, The Valley of the Winds geheten, 8 km tussen de rotsen door. Classificatie: gemiddeld. We zijn vol goede moed en verwachting aan deze wandeling begonnen, en wij vinden het een aanrader. Je zit echt in de natuur, tussen de rotsen, het is uitdagend en levert mooie plaatjes op. De wandeling rond Uluru is wat dat betreft iets saaier, maar niet minder indrukwekkend. Aangezien het nog vroeg op de dag was, was het qua temperatuur goed uit te houden. Genoeg water mee, wat muesli-repen en zonnebrand, en uiteraard de fotocamera. We waren vrijwel alleen in het gebied, en dat maakt dat je de rust en de stilte, de geluiden van de natuur goed kunt ervaren. Overigens was dit ook een tip van Ann, en we zijn zo vrij om deze tip ook aan jullie mee te geven. Vergeet de Olga’s niet als je naar Uluru gaat!

Kings Canyon was onze volgende bestemming van de dag. 300 km rijden, maar ook dat paste prima in het programma van de dag. Wat is vroeg opstaan toch fijn, al willen we van 4:30 geen gewoonte maken. Anyway: we zitten nu in Kings Canyon. Het resort waar we zitten omvat niet veel meer dan een camping, een general store met benzinepomp, een bbq restaurant/pizzeria en een hotel. En ook hier alleen voor de toeristen, er is geen dorpje in de wijde omgeving te bekennen. Vandaag hebben we alweer gewandeld, nu dus door Kings Canyon. Zeer indrukwekkende rotsformaties, een kloof, mooie vergezichten. Samengevat: een landschap dat we niet kennen en daardoor prachtig is om doorheen te lopen. Een wandeling met een pittige klim in het begin, maar daarna konden we het rustig aandoen. Ik ben erg blij dat het ons allemaal lukt om deze mooie dingen te zien en te doen. Overigens was het aardig druk onderweg, met als meest markante detail dat er in het laatste gedeelte van de wandeling ongeveer 200 meter achter ons twee Nederlandse meisjes liepen, die het belangrijker vonden vrij luid met elkaar te kletsen dan af en toe eens stil te zijn en te luisteren naar de natuur. Soit.

Morgen gaan we op weg naar Alice Springs. In principe onze laatste etappe, we leveren daar de camper in. Maar dat is pas zondag, en we gaan dus nog Alice Springs en vooral de omgeving, de MacDonnel ranges, ontdekken. We hebben nog wat tips op te volgen… Verder ligt het in mijn plan om nog een Digeridoo-workshop te doen. Moet ik nog even overleggen, maar als we tijd hebben gaat dat wel lukken.

Als laatste nog even dit: de camping staat niet erg vol, zoals we eigenlijk de hele trip al meemaken. Maar: er vindt een aardige strijd plaats om de heerschappij van de camping door de vogels. De zwart-witten tegen de kleinere groenen, waarbij de laatste winnen, totdat ‘s avonds de papagaaien komen: die zijn ‘s avonds de baas. Als het eenmaal donker is loopt een verdwaalde(?) dingo hier rond, op zoek naar eten. Daar waren we al voor gewaarschuwd. Deze wilde hond trekt zich echter niets van ons aan en loopt ons rustig voorbij.

Tot in Alice!

It’s just a bloody rock

It’s just a bloody rock
“Het is maar een rots” zei de kerel van de VVV in Coober Pedy, toen we vertelden dat we na Coober Pedy doorgingen naar Uluru (Ayers Rock). Hij was zo lyrisch over Coober Pedy, dat hij vond dat we beter daar nog 2 dagen konden blijven dan naar die rots te rijden. Aangezien onze plannen anders waren, hebben we zijn raad niet opgevolgd. We zijn onderweg gegaan naar Uluru. En dat was een bijzondere rit. Nadat het de avond en nacht ervoor flink had geregend, en we via het nieuws lazen dat er bosbranden waren in o.a. Clare Valley (waar we de dag ervoor nog waren) en er een hittegolf gaande was in Sydney en Melbourne, vertrokken we ‘s ochtends in de regen richting Uluru. Regen is erg uitzonderlijk in deze regio, maar de eerste paar uur leek het net een herfstochtend in Nederland. Ruitenwissers op de hoogste stand, snelheid aanpassen en tussen de druppels door opletten of er geen kangaroos op de weg zaten. Gelukkig werd het naarmate we noordelijker kwamen steeds beter weer. En daar gingen we natuurlijk voor. Tenslotte zijn de zonsondergang, de sterrenhemel en de zonsopgang in The Red Centre adembenemend en absoluut voor ons een van de redenen om hier naartoe te komen.
De rit was lang, maar gaandeweg brak de hemel open en werden we steeds vrolijker. We hadden dan ook een leuk spelletje voor in de auto. Wie herinnert zich niet het “lange-rit-tijdverdrijf” van vroeger: wie het eerst een rode auto ziet. Wij deden: wie het eerst een auto ziet. En die turfden we dan. We hebben nl enige onenigheid gehad over het aantal auto’s dat je in The Red Centre tegenkomt. We hebben geturfd en in de eerste 500 km zijn we 56 tegenliggers tegen gekomen, en 2 kangaroos. We hadden het geen van beiden juist geraden… Toch was het een lekker ritje. Die uitgestrektheid, die verlatenheid, dat went niet zo snel. Rijden in de rammelbak overigens ook niet. Maar we werden beloond. Na 700 kilometer zagen we Uluru aan de horizon verschijnen. Er zijn meerdere rotsen in deze omgeving en ik heb me wel afgevraagd of je Uluru direct zou herkennen. Het zou toch beschamend zijn als je stuiterend in de rammelbak zit, denkend Uluru te hebben gezien, en het blijkt een andere rots te zijn. Maar er was weinig twijfel mogelijk. Toen Uluru eenmaal aan de horizon verscheen wisten we het zeker.
Aangezien de rest van het rode landschap zo plat is als een dubbeltje, valt die rots zeer goed op. En ook zijn zusters, de Olga’s, vallen goed op, en zijn van een afstandje in ieder geval ook zeer bijzonder. We hadden onderweg al besloten om gelijk de zonsondergang maar mee te pikken die avond. We haalden wat picnic-boodschappen bij de supermarkt, ontdekten dat we in een andere tijdzone zaten en zetten de klok een uur achteruit, en zijn naar Uluru vertrokken. Even eerder hadden we al een plekje gereserveerd op de enige camping hier in de buurt. Dat had ook na zonsondergang gekund, want ik denk dat maar 10% van de plekjes bezet is. Met het kado gekregen uurtje zijn we eerst langs het informatiecentrum van Uluru gereden, alwaar er verteld wordt wat de rots voor de Aboriginals betekent. Er zijn enkele heilige plaatsen rondom de rots, vanuit mythologische vertellingen bekend. De Aboriginals verzoeken de toeristen ook met klem om de rots niet te beklimmen, omdat dat heiligschennis voor hen betekent. Alhoewel we al besloten hadden dat we dat dan ook niet zouden doen, was de beklimming ook vanwege het weer gesloten.
De zonsondergang. Die maken we met zijn allen iedere dag mee. En hoe vaak staan we hier echt bij stil? In de buurt van Uluru lijkt dit moment van levensbelang. Dan gebeurt het, daar moet je bij zijn. We wisten, op de minuut nauwkeurig, hoe laat de zon onder zou gaan (ook niet een tijdstip dat ik iedere dag zo kan oplepelen). Het zou 19:14 uur gebeuren. We waren om 17:00 uur op de uitkijk-parkeerplaats. De “place to be”  voor zonsondergangkijkers. We waren niet eens de eersten (wel de tweede). We hebben ons tafeltje opgezet, stoeltjes erbij, en onze hapjes uitgestald. We zaten eerste rang. Heerlijk genietend van het zonnetje, de hapjes en de hemel die tot kraakhelder openbrak, hebben we daar gezeten. De enige onderbreking die we hadden was de wekker, die iedere 15 minuten ging. We maakten dan een foto, zodat we het tafereeltje van de ondergaande zon nauwkeurig op de plaat vast legden. We hadden een groot kruis gemaakt in de rode aarde, zodat de foto van exact dezelfde plek genomen werd. Het werd gaandeweg steeds drukker. Het werd heel druk. Fileparkeren. Minimaal 500 mensen. De parkeerplaats is een zeer uitgerekte, dus geen geduw of getrek. Naarmate 19:14 uur naderde veranderde de rots inderdaad van kleur. Van helrood, naar oranje, naar haast goud. Prachtig. De schaduwen werden steeds groter, en de spanning steeg. De uiteindelijke zonsondergang doet een waas over de rots vallen. Alle kleur lijkt te verdwijnen. En de mensen ook. Nadat de zon was ondergegaan liep de parkeerplaats leeg. Ook wij vertrokken tevreden naar ons plekje op de camping.
Voor vandaag stond een wandeling rondom de rots in de planning. Bepakt en bezakt, met voldoende water, vertrokken we voor de wandeling. Erg bijzonder om diezelfde rots van de avond ervoor nu van zo dichtbij te zien. De wandeling was zo’n 10km lang, goed te doen voor ons. Maar: de luie vliegen vanuit Sydney zijn hier veranderd in hele actieve, irritante beestjes. Ze liften met je mee op je rugzak, je rug, je hoofd en het liefst je gezicht. Alvorens ergens te landen cirkelen ze het liefst via je oren, vlak voor je ogen en je gezicht. De tip van Koen hebben we dan ook ter harte genomen (na deze wandeling dan…) voor de dagen die komen gaan: wij lopen straks met zo’n suf netje rond ons hoofd. Maar goed, alles beter dan de ergernis die ze vandaag teweeg brachten. De wandeling was leuk, helaas is niet de hele wandeling vlak langs de rots, maar het was zeker de moeite waard. Prachtige kleurverschillen, kraters, uitgesleten kloven en bovenal bijzonder om die van veraf fluweel lijkende steen van dichtbij te zien en te voelen dat het wel keihard gesteente is.
En morgen gaan we nog 1 keer naar de rost kijken. Bij zonsopgang. Jaja, beste lezer, u leest het goed. De wekker gaat hier om 04:00 uur, zodat we op tijd zijn voor zonsopgang bij Uluru. En daarna rijden we 50 verder, naar de Olga’s. Belooft heel mooi te zijn. En rond de middag vertrekken we dan richting Kings Canyon, zo’n 300 km verderop. Wederom een natuurpark.
Maar voordat we gaan slapen gaan we nog even een wandelingetje maken met de laptop. Zo’n 500 meter verderop hebben we bereik en kunnen we dit berichtje plaatsen. Dit bijzondere berichtje overigens. Normaliter geven we wel prijs wie het bericht geschreven heeft. Vandaag is dat niet het geval. We hebben dit dan ook samen geschreven. Leek ons wel een leuk experiment. Je bedenkt wat als je in de woestijn zit (auto’s tellen, berichtjes om-en-om schrijven). Wellicht is dit gedeelde bericht een leuke quiz voor de oplettende lezer (wie schreef wat) of het is niet meer dan een wetenschap. Wij gaan nu eerst ons best doen om dit op internet te krijgen. En ondertussen kijken we nog even naar boven. Naar de sterrenhemel. De betoverde sterrenhemel, zoals je hem waarschijnlijk maar enkele keren in je leven zult zien….

“Het is maar een rots” zei de kerel van de VVV in Coober Pedy, toen we vertelden dat we na Coober Pedy doorgingen naar Uluru (Ayers Rock). Hij was zo lyrisch over Coober Pedy, dat hij vond dat we beter daar nog 2 dagen konden blijven dan naar die rots te rijden. Aangezien onze plannen anders waren, hebben we zijn raad niet opgevolgd. We zijn onderweg gegaan naar Uluru. En dat was een bijzondere rit. Nadat het de avond en nacht ervoor flink had geregend, en we via het nieuws lazen dat er bosbranden waren in o.a. Clare Valley (waar we de dag ervoor nog waren) en er een hittegolf gaande was in Sydney en Melbourne, vertrokken we ‘s ochtends in de regen richting Uluru. Regen is erg uitzonderlijk in deze regio, maar de eerste paar uur leek het net een herfstochtend in Nederland. Ruitenwissers op de hoogste stand, snelheid aanpassen en tussen de druppels door opletten of er geen kangaroos op de weg zaten. Gelukkig werd het naarmate we noordelijker kwamen steeds beter weer. En daar gingen we natuurlijk voor. Tenslotte zijn de zonsondergang, de sterrenhemel en de zonsopgang in The Red Centre adembenemend en absoluut voor ons een van de redenen om hier naartoe te komen.

De rit was lang, maar gaandeweg brak de hemel open en werden we steeds vrolijker. We hadden dan ook een leuk spelletje voor in de auto. Wie herinnert zich niet het “lange-rit-tijdverdrijf” van vroeger: wie het eerst een rode auto ziet. Wij deden: wie het eerst een auto ziet. En die turfden we dan. We hebben nl enige onenigheid gehad over het aantal auto’s dat je in The Red Centre tegenkomt. We hebben geturfd en in de eerste 500 km zijn we 56 tegenliggers tegen gekomen, en 2 kangaroos. We hadden het geen van beiden juist geraden… Toch was het een lekker ritje. Die uitgestrektheid, die verlatenheid, dat went niet zo snel. Rijden in de rammelbak overigens ook niet. Maar we werden beloond. Na 700 kilometer zagen we Uluru aan de horizon verschijnen. Er zijn meerdere rotsen in deze omgeving en ik heb me wel afgevraagd of je Uluru direct zou herkennen. Het zou toch beschamend zijn als je stuiterend in de rammelbak zit, denkend Uluru te hebben gezien, en het blijkt een andere rots te zijn. Maar er was weinig twijfel mogelijk. Toen Uluru eenmaal aan de horizon verscheen wisten we het zeker.

Aangezien de rest van het rode landschap zo plat is als een dubbeltje, valt die rots zeer goed op. En ook zijn zusters, de Olga’s, vallen goed op, en zijn van een afstandje in ieder geval ook zeer bijzonder. We hadden onderweg al besloten om gelijk de zonsondergang maar mee te pikken die avond. We haalden wat picnic-boodschappen bij de supermarkt, ontdekten dat we in een andere tijdzone zaten en zetten de klok een uur achteruit, en zijn naar Uluru vertrokken. Even eerder hadden we al een plekje gereserveerd op de enige camping hier in de buurt. Dat had ook na zonsondergang gekund, want ik denk dat maar 10% van de plekjes bezet is. Met het kado gekregen uurtje zijn we eerst langs het informatiecentrum van Uluru gereden, alwaar er verteld wordt wat de rots voor de Aboriginals betekent. Er zijn enkele heilige plaatsen rondom de rots, vanuit mythologische vertellingen bekend. De Aboriginals verzoeken de toeristen ook met klem om de rots niet te beklimmen, omdat dat heiligschennis voor hen betekent. Alhoewel we al besloten hadden dat we dat dan ook niet zouden doen, was de beklimming ook vanwege het weer gesloten.

De zonsondergang. Die maken we met zijn allen iedere dag mee. En hoe vaak staan we hier echt bij stil? In de buurt van Uluru lijkt dit moment van levensbelang. Dan gebeurt het, daar moet je bij zijn. We wisten, op de minuut nauwkeurig, hoe laat de zon onder zou gaan (ook niet een tijdstip dat ik iedere dag zo kan oplepelen). Het zou 19:14 uur gebeuren. We waren om 17:00 uur op de uitkijk-parkeerplaats. De “place to be”  voor zonsondergangkijkers. We waren niet eens de eersten (wel de tweede). We hebben ons tafeltje opgezet, stoeltjes erbij, en onze hapjes uitgestald. We zaten eerste rang. Heerlijk genietend van het zonnetje, de hapjes en de hemel die tot kraakhelder openbrak, hebben we daar gezeten. De enige onderbreking die we hadden was de wekker, die iedere 15 minuten ging. We maakten dan een foto, zodat we het tafereeltje van de ondergaande zon nauwkeurig op de plaat vast legden. We hadden een groot kruis gemaakt in de rode aarde, zodat de foto van exact dezelfde plek genomen werd. Het werd gaandeweg steeds drukker. Het werd heel druk. Fileparkeren. Minimaal 500 mensen. De parkeerplaats is een zeer uitgerekte, dus geen geduw of getrek. Naarmate 19:14 uur naderde veranderde de rots inderdaad van kleur. Van helrood, naar oranje, naar haast goud. Prachtig. De schaduwen werden steeds groter, en de spanning steeg. De uiteindelijke zonsondergang doet een waas over de rots vallen. Alle kleur lijkt te verdwijnen. En de mensen ook. Nadat de zon was ondergegaan liep de parkeerplaats leeg. Ook wij vertrokken tevreden naar ons plekje op de camping.

Voor vandaag stond een wandeling rondom de rots in de planning. Bepakt en bezakt, met voldoende water, vertrokken we voor de wandeling. Erg bijzonder om diezelfde rots van de avond ervoor nu van zo dichtbij te zien. De wandeling was zo’n 10km lang, goed te doen voor ons. Maar: de luie vliegen vanuit Sydney zijn hier veranderd in hele actieve, irritante beestjes. Ze liften met je mee op je rugzak, je rug, je hoofd en het liefst je gezicht. Alvorens ergens te landen cirkelen ze het liefst via je oren, vlak voor je ogen en je gezicht. De tip van Koen hebben we dan ook ter harte genomen (na deze wandeling dan…) voor de dagen die komen gaan: wij lopen straks met zo’n suf netje rond ons hoofd. Maar goed, alles beter dan de ergernis die ze vandaag teweeg brachten. De wandeling was leuk, helaas is niet de hele wandeling vlak langs de rots, maar het was zeker de moeite waard. Prachtige kleurverschillen, kraters, uitgesleten kloven en bovenal bijzonder om die van veraf fluweel lijkende steen van dichtbij te zien en te voelen dat het wel keihard gesteente is.

En morgen gaan we nog 1 keer naar de rost kijken. Bij zonsopgang. Jaja, beste lezer, u leest het goed. De wekker gaat hier om 04:00 uur, zodat we op tijd zijn voor zonsopgang bij Uluru. En daarna rijden we 50 verder, naar de Olga’s. Belooft heel mooi te zijn. En rond de middag vertrekken we dan richting Kings Canyon, zo’n 300 km verderop. Wederom een natuurpark.

Maar voordat we gaan slapen gaan we nog even een wandelingetje maken met de laptop. Zo’n 500 meter verderop hebben we bereik en kunnen we dit berichtje plaatsen. Dit bijzondere berichtje overigens. Normaliter geven we wel prijs wie het bericht geschreven heeft. Vandaag is dat niet het geval. We hebben dit dan ook samen geschreven. Leek ons wel een leuk experiment. Je bedenkt wat als je in de woestijn zit (auto’s tellen, berichtjes om-en-om schrijven). Wellicht is dit gedeelde bericht een leuke quiz voor de oplettende lezer (wie schreef wat) of het is niet meer dan een wetenschap. Wij gaan nu eerst ons best doen om dit op internet te krijgen. En ondertussen kijken we nog even naar boven. Naar de sterrenhemel. De betoverde sterrenhemel, zoals je hem waarschijnlijk maar enkele keren in je leven zult zien….

Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het

Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. Zelfs verschillende kerken! Uiteraard hebben we een van de kerken bezocht en een kaarsje opgestoken… En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!