Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het

Coober Pedy: achter de schermen gebeurt het
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!
We zijn in Coober Pedy, minimaal zo’n 300km van de eerstvolgende plaats, de dorpen van minder dan 30 inwoners daargelaten. Van de buitenkant eigenlijk een troosteloos gebeuren. Toen we gisteren door de zandstorm het stadje bereikten, was dat direct onze eerste indruk. Door de hoofdstraat rijdend zagen we Aboriginals op blote voeten, midden op de rotonde, schreeuwend naar andere Aborginals die voor Johnny’s liquor store stonden. Alcoholverslaving is het grootste probleem onder de Aboriginals hebben we al van verschillende bronnen gehoord. Geen goeie binnenkomer, zulke beelden. De zandstorm hielp ook niet: weinig kleur in het stadje. Verder geen mooie huizen, meer uit golfplaten opgetrokken schuurtjes tegen heuveltjes aan. Vandaag hebben we een kijkje achter de schermen gekregen. Dat was een stuk beter. Maar wat bezielt mensen om hier te gaan wonen?
Coober Pedy is een mijnstad. Er is begin 20e eeuw hier opaal ontdekt. Opaal is een gesteente dat in een bepaalde laag van de grond gevonden kan worden, mits je natuurlijk de juiste ader ontdekt. Ik zal jullie niet vermoeien met het proces waardoor opaal gevormd wordt, ook omdat ik niet de precieze termen ken. Wikipedia geeft vast uitkomst… Hoe dan ook: opaal is een kostbaar gesteente, en net als met goud en koper trekt dat mensen aan. Zo is Coober Pedy ontstaan (de naam is een verbastering van twee Aborigal-termen die zoiets betekenen als ‘witte man die graaft’) en trekt zelfs nu nog gelukszoekers. Je kunt hier bij het stadsdeelkantoor een stukje grond kopen van 50×50 meter voor $A 58,- en gaan graven. Dat moet je dan wel minimaal 20u per week doen, anders wordt je stukje verbeurd verklaard. Zelfs op de camping waar we nu staan, op een aan drie kanten door tentzeil beschutte plek, erg fijn met die zandstormen, staan ‘miners’, gelukszoekers.
Toch is dit stadje bijzonder: achter die golfplaten schuurtjes gaan complete woningen schuil, in het gesteente. En daar is het goed toeven. Er zijn verschillende hotels, cafe’s en restaurants gevestigd in de rotsen. Zelfs verschillende kerken! Uiteraard hebben we een van de kerken bezocht en een kaarsje opgestoken… En terwijl het buiten ofwel 45+ graden is in de zomer, of ‘s winters rond het vriespunt, in de rotsen is het altijd een lekkere 24 graden. Van buiten een agenebbis zooitje, van binnen keurig, goed verzorgd. Als je met een blinddoek op naar binnen zou worden gebracht zou dat troosteloze aan je voorbij zijn gegaan, zou je je het zelfs niet kunnen voorstellen. We hebben twee musea bezocht over de geschiedenis van het mijnwerken, het stadje en opaal. Erg leuk, mooi en op sommige punten zeker ook indrukwekkend. En lekker koel! Maar eenmaal weer buiten vraag je je toch weer af: wat bezielt deze mensen, vooral de niet-mijnwerkers.
Wellicht dat het de 150.000 toeristen per jaar zijn die je een bestaan geven. Dat zou kunnen, maar er zitten 24 uur in een dag! Twee voorbeelden: de medewerker van de plaatselijke VVV noemde het de mooiste stad in de wereld. Hij had op andere plaatsen gewoond, maar Coober Pedy was het helemaal. Hij wilde nooit meer weg. Het meisje (begin 20, met Duitse tongval) dat de rondleiding verzorgde in het tweede museum woonde in Coober Pedy, in de rotsen. Wat bezielt deze mensen? Gelukszoekers, op een andere manier?
Wij kunnen de beginvraag niet beantwoorden. Met de beste wil van de wereld. Het is hier erg bijzonder, zeker een aanrader voor iedereen die The Red Centre wilt bezoeken, maar na twee dagen vertrekken wij morgen erg graag weer naar onze volgende bestemming. Als we dan toch een voordeel moeten noemen: als je hier 18 holes wilt lopen hoef je niet te vrezen voor wachtlijsten of volle flights. Je moet wel voor lief nemen dat er geen grasspriet te bekennen is, de greens van zwart grind zijn en je af en toe moet schuilen voor een zandstormpje. Ik kan me niet herinneren wat de regels daarover zeggen…
Morgen Uluru, ofwel Ayers Rock. Maar eerst 700km rijden… met airco! G’day, mates!

The Outback en bijzondere ontmoetingen

The Outback en bijzondere ontmoetingen
Vandaag zijn we een beetje in Australië, maar ook een beetje in Brazilië en in Nederland. Daar willen we niet aan voorbij gaan. Toch willen we jullie graag op de hoogte houden van onze avonturen in Australië. Zodoende zal ik me daarop richten en jullie vertellen over de dag van gisteren.
Gisteren ging de wekker om 06:00 uur. Het serieuze werk ging beginnen. Op weg naar the Outback. Er was een negatief reisadvies afgegeven vanwege het weer, het zou te warm worden. Maar we zijn mensen met een missie, met nog een goede 2.000 km voor de boeg. Zodoende vroeg op, om voor de grote hitte kilometers richting het noorden te maken. En dat ging niet onverdienstelijk. Het was allemaal redelijk te overzien, en we gingen fit en uitgerust op pad. Na 3 uur en zo’n 250 km waren we bij Port Augusta. Daar begint het eigenlijk. Alle wegen leiden daar naar het oosten, zuid-oosten, westen, zuid-westen, op 1 weg na. De weg naar the red centre. De weg naar de woestijn. Om wat moed te verzamelen zijn we gestopt in Port Augusta. Gewoontegetrouw langs gegaan bij onze vrienden van het visitors center, boodschappen gedaan (en liters water ingeslagen). En toen gingen we…
Het was inmiddels wat warmer geworden, en richting het noorden leek de temperatuur met de kilometer op te lopen. Tot onuitstaanbare hoogte, 45+. We hadden duidelijke afspraken over het rijden. Ieder uur, iedere circa 100 km zouden we wisselen. Na 50 kilometer dreef ik mijn kleding uit en zijn we gestopt bij een parkeerplaats. We moesten wisselen, Martijn moest verder rijden, ik zag niet veel meer doordat het zweet in mijn ogen ging lopen. En daar, op die parkeerplaats, hadden we een bijzondere ontmoeting. Je moet je voorstellen dat we op dat moment nog niet veel tegenliggers gezien hadden, hooguit 10. En op die parkeerplaats zagen wij een auto van de andere richting komen. De parkeerplaats voorbij rijden. Omdraaien om vervolgens toch de parkeerplaats op te rijden. Waarom? Geen idee. Raar was het wel; haast beangstigend. Uiteraard werd een babbeltje gemaakt. Ik vertelde de vrouw dat het haast te warm was om te rijden, omdat we geen airco hebben. Ze kwamen zojuist uit het noorden, en wisten wat ons te wachten stond. Ze riep haar man erbij en vertelde hem over onze uitdaging. Welke hij niet leek te willen geloven. De motorkap moest open. En om een lang verhaal kort te maken; binnen 5 minuten loeide onze airco op volle toeren en daalde de temperatuur van de oorspronkelijke 45 graden tot een aangename medio 20-er. Het knopje met het sneeuwvlokje. Het knopje waarvan we niet begrepen dat het was. Dat was de airco.. We hebben 1.938 kilometer afgelegd zonder te weten dat we airco hadden. En de eerste 1.888 kilometer gingen op zich prima. Maar die laatste 50 kilometer gingen we ons zorgen maken. Het was te warm. We gingen het zo niet halen. En juist op dat moment kwamen deze mensen voorbij. Want dat was het, een voorbijgaan. Na het airco-momentje zijn ze weer ingestapt en vertrokken. Op weg naar het koele(re) zuiden.
Met dat de temperatuur in de rammelbak daalde, steeg de stemming. We waren niet meer kapot te krijgen. Zo gelukkig. En beschaamd natuurlijk. Gaan we dit vertellen? Hoe dom kun je zijn… Tja, dom, maar wel eerlijk. Want dit verhaal wilde we jullie niet onthouden. Lachen is toegestaan.
De reis was waanzinnig. Wat een landschap. Wat een droogte. Wat veel ‘niets’. Totdat je een tijdje in het landschap rijdt. Dan gaan je de subtiele veranderingen opvallen en wordt het nog indrukwekkender. We hebben genoten. 550 kilometer genoten van subtiele veranderingen. En hier en daar een zoutmeer. De droogte heeft haar sporen achter gelaten. En die hitte! Onvoorstelbaar. We zijn zo nu en dan gestopt, want zo nu en dan wisselen bleef een goed idee. Ik herinner me dat we in de weinige schaduw van de camper stonden. Een strookje slechts, omdat de zon zo hoog staat. En terwijl we daar stonden voelde ik mijn benen verbranden. Mijn benen die in de schaduw stonden. Het was niet de zon die haar werk deed, maar de wind die onder de camper door kwam. De wind die een temperatuur van zeker 40 graden had. Wat een vreemde belevenis.
We zouden tot Glendambo doorrijden en daar overnachten. Glendambo bleek niet meer dan een benzinestation, met camping. De bevolking in Glendambo? Zie de foto’s. Het was pas 15:00 uur en het was in de camper lekker koel. Dit deed ons besluiten om door te rijden tot Coober Pedy. Die 252 kilometer kon er nog wel bij. En in dit laatste stuk hadden we wederom een bijzondere ontmoeting. Met Vittor. Vittor kwamen we tegen op een parkeerplaats. Hij lag uit te rusten in de weinige schaduw op de parkeerplaats. Naast hem stond zijn fiets. Vittor komt uit Baskenland en steekt Australië door met zijn fiets. En dat zal uitkomen op 5.000 kilometer. Op een fiets. Vittor was wat bezorgd, want de watertank op deze parkeerplaats was leeg. En hij moest nog 85 kilometer naar de Glendambo. Hij zou die tocht de volgende nacht/ochtend afleggen. We hebben een tijdje met Vittor gepraat. Over zijn avonturen dusver, en zijn gelukkige gedachten bij de kilometers die nog zullen volgen. Diep onder de indruk. Wat een held. Uiteindelijk zijn we doorgereden, nadat we Vittor 4,5 liter water hadden gegeven. We genieten nog van de gedachte dat het koude water voor hem een geschenk moeten zijn geweest. Te weten dat het water dat hij nog had minimaal 40 graden moet zijn geweest. Druk zwaaiend keek hij ons na, om vervolgens tevreden weer naar zijn schaduwplekje te gaan.
Vlakbij Coober Pedy werden we overvallen door een zandstorm. De wind, die toch al behoorlijk was, trok aan en we werden tegemoet gekomen door zand. Heel veel zand. En donkere luchten. Het weer betrekt hier. Onweer op komst. En droogte, heel veel droogte. Gisteravond, vlak nadat we aankwamen zaten we in de camper. Uit te rusten van de 756 kilometer die we in totaal aflegden. Buiten vloog het zand rond de camper. Ik moest denken aan de film The English Patient. In de woestijn worden de hoofdpersonen overvallen door een zandstorm, en zitten uren in de auto. Overal stof. De vrouwelijke hoofdpersoon, ik ben haar naam kwijt, mijmert over water. En haar verlangen naar water. Het is een bijzonder stukje in de film, welke ik overigens de beste film ooit vind. Gisteren voelde ik hetzelfde. Verlangen naar water, even een einde aan al dat stof. Maar bovenal voelden we allebei een groot gelukzalig gevoel. Dat dit heel bijzonder is. We zitten midden in de woestijn…

Vandaag zijn we een beetje in Australië, maar ook een beetje in Brazilië en in Nederland. Daar willen we niet aan voorbij gaan. Toch willen we jullie graag op de hoogte houden van onze avonturen in Australië. Zodoende zal ik me daarop richten en jullie vertellen over de dag van gisteren.

Gisteren ging de wekker om 06:00 uur. Het serieuze werk ging beginnen. Op weg naar the Outback. Er was een negatief reisadvies afgegeven vanwege het weer, het zou te warm worden. Maar we zijn mensen met een missie, met nog een goede 2.000 km voor de boeg. Zodoende vroeg op, om voor de grote hitte kilometers richting het noorden te maken. En dat ging niet onverdienstelijk. Het was allemaal redelijk te overzien, en we gingen fit en uitgerust op pad. Na 3 uur en zo’n 250 km waren we bij Port Augusta. Daar begint het eigenlijk. Alle wegen leiden daar naar het oosten, zuid-oosten, westen, zuid-westen, op 1 weg na. De weg naar the red centre. De weg naar de woestijn. Om wat moed te verzamelen zijn we gestopt in Port Augusta. Gewoontegetrouw langs gegaan bij onze vrienden van het visitors center, boodschappen gedaan (en liters water ingeslagen). En toen gingen we…

Het was inmiddels wat warmer geworden, en richting het noorden leek de temperatuur met de kilometer op te lopen. Tot onuitstaanbare hoogte, 45+. We hadden duidelijke afspraken over het rijden. Ieder uur, iedere circa 100 km zouden we wisselen. Na 50 kilometer dreef ik mijn kleding uit en zijn we gestopt bij een parkeerplaats. We moesten wisselen, Martijn moest verder rijden, ik zag niet veel meer doordat het zweet in mijn ogen ging lopen. En daar, op die parkeerplaats, hadden we een bijzondere ontmoeting. Je moet je voorstellen dat we op dat moment nog niet veel tegenliggers gezien hadden, hooguit 10. En op die parkeerplaats zagen wij een auto van de andere richting komen. De parkeerplaats voorbij rijden. Omdraaien om vervolgens toch de parkeerplaats op te rijden. Waarom? Geen idee. Raar was het wel; haast beangstigend. Uiteraard werd een babbeltje gemaakt. Ik vertelde de vrouw dat het haast te warm was om te rijden, omdat we geen airco hebben. Ze kwamen zojuist uit het noorden, en wisten wat ons te wachten stond. Ze riep haar man erbij en vertelde hem over onze uitdaging. Welke hij niet leek te willen geloven. De motorkap moest open. En om een lang verhaal kort te maken; binnen 5 minuten loeide onze airco op volle toeren en daalde de temperatuur van de oorspronkelijke 45 graden tot een aangename medio 20-er. Het knopje met het sneeuwvlokje. Het knopje waarvan we niet begrepen dat het was. Dat was de airco.. We hebben 1.938 kilometer afgelegd zonder te weten dat we airco hadden. En de eerste 1.888 kilometer gingen op zich prima. Maar die laatste 50 kilometer gingen we ons zorgen maken. Het was te warm. We gingen het zo niet halen. En juist op dat moment kwamen deze mensen voorbij. Want dat was het, een voorbijgaan. Na het airco-momentje zijn ze weer ingestapt en vertrokken. Op weg naar het koele(re) zuiden.

Met dat de temperatuur in de rammelbak daalde, steeg de stemming. We waren niet meer kapot te krijgen. Zo gelukkig. En beschaamd natuurlijk. Gaan we dit vertellen? Hoe dom kun je zijn… Tja, dom, maar wel eerlijk. Want dit verhaal wilde we jullie niet onthouden. Lachen is toegestaan.

De reis was waanzinnig. Wat een landschap. Wat een droogte. Wat veel ‘niets’. Totdat je een tijdje in het landschap rijdt. Dan gaan je de subtiele veranderingen opvallen en wordt het nog indrukwekkender. We hebben genoten. 550 kilometer genoten van subtiele veranderingen. En hier en daar een zoutmeer. De droogte heeft haar sporen achter gelaten. En die hitte! Onvoorstelbaar. We zijn zo nu en dan gestopt, want zo nu en dan wisselen bleef een goed idee. Ik herinner me dat we in de weinige schaduw van de camper stonden. Een strookje slechts, omdat de zon zo hoog staat. En terwijl we daar stonden voelde ik mijn benen verbranden. Mijn benen die in de schaduw stonden. Het was niet de zon die haar werk deed, maar de wind die onder de camper door kwam. De wind die een temperatuur van zeker 40 graden had. Wat een vreemde belevenis.

We zouden tot Glendambo doorrijden en daar overnachten. Glendambo bleek niet meer dan een benzinestation, met camping. De bevolking in Glendambo? Zie de foto’s. Het was pas 15:00 uur en het was in de camper lekker koel. Dit deed ons besluiten om door te rijden tot Coober Pedy. Die 252 kilometer kon er nog wel bij. En in dit laatste stuk hadden we wederom een bijzondere ontmoeting. Met Vittor. Vittor kwamen we tegen op een parkeerplaats. Hij lag uit te rusten in de weinige schaduw op de parkeerplaats. Naast hem stond zijn fiets. Vittor komt uit Baskenland en steekt Australië door met zijn fiets. En dat zal uitkomen op 5.000 kilometer. Op een fiets. Vittor was wat bezorgd, want de watertank op deze parkeerplaats was leeg. En hij moest nog 85 kilometer naar de Glendambo. Hij zou die tocht de volgende nacht/ochtend afleggen. We hebben een tijdje met Vittor gepraat. Over zijn avonturen dusver, en zijn gelukkige gedachten bij de kilometers die nog zullen volgen. Diep onder de indruk. Wat een held. Uiteindelijk zijn we doorgereden, nadat we Vittor 4,5 liter water hadden gegeven. We genieten nog van de gedachte dat het koude water voor hem een geschenk moeten zijn geweest. Te weten dat het water dat hij nog had minimaal 40 graden moet zijn geweest. Druk zwaaiend keek hij ons na, om vervolgens tevreden weer naar zijn schaduwplekje te gaan.

Vlakbij Coober Pedy werden we overvallen door een zandstorm. De wind, die toch al behoorlijk was, trok aan en we werden tegemoet gekomen door zand. Heel veel zand. En donkere luchten. Het weer betrekt hier. Onweer op komst. En droogte, heel veel droogte. Gisteravond, vlak nadat we aankwamen zaten we in de camper. Uit te rusten van de 756 kilometer die we in totaal aflegden. Buiten vloog het zand rond de camper. Ik moest denken aan de film The English Patient. In de woestijn worden de hoofdpersonen overvallen door een zandstorm, en zitten uren in de auto. Overal stof. De vrouwelijke hoofdpersoon, Katherine, mijmert over water. En haar verlangen naar water. Het is een bijzonder stukje in de film, welke ik overigens de beste film ooit vind. Gisteren voelde ik hetzelfde. Verlangen naar water, even een einde aan al dat stof. Maar bovenal voelden we allebei een groot gelukzalig gevoel. Dat dit heel bijzonder is. We zitten midden in de woestijn…

Oom Bas

We zijn in de woestijn. Het is droog, verlaten en het landschap is sprookjesachtig. Zichtbare droogte, wijds zicht, en dat prachtige rode zand. Ik ben een keer eerder in vergelijkbaar landschap geweest. Vijf jaar geleden, tijdens een geweldige reis met Marjoke naar Brazilie. We hebben toen oom Bas bezocht, de jongste broer van mijn vader.

Ongeveer dertig jaar geleden vertrok hij met zijn gezin naar Brazilie, om daar een avontuur aan te gaan en een leven op te bouwen. De ontmoeting met oom Bas was een bijzondere, en vooral bijzonder fijne ontmoeting.. We leerden een fijne, warme, hartelijke man kennen. Vol verhalen over zijn bestaan in het land van de ongekende mogelijkheden en onmogelijkheden, zoals hij het graag verwoordde.

Vandaag kregen we het bericht dat oom Bas is overleden.

Wijn

Wijn
Vandaag hebben we wat wijngebieden bezocht. We zijn geen wijnkenners, Nicolien is wel een liefhebber (maar heeft haar vak Drankenkennis verwaarloosd) en ik drink af en toe een glaasje mee. Vanwege het vorige artikel waren we er natuurlijk wel op gebrand om met goede verhalen over The Barossa, Eden Valley en Clare Valley (alweer een tip van Tante Corrie!) te komen. We besloten dan ook vanochtend om, zoals ons bij de reis kado gekregen boekje ‘Wat en hoe Australië’ als goede tip gaf, de wijngaard van Seppeltsfield te bezoeken en met de tour van 11:00 mee te gaan. Toen we daar aankwamen bleek de tour niet om 11:00 te gaan, maar om 11:30. Ook voor de 11:00 tour waren we wat te vroeg, maar om te wachten op de 11:30 tour vonden we wat zonde van de tijd. Kortom: we zijn weer verder gegaan. Jammer dat het boekje de verkeerde tijd aangaf… Vonden we toen…
Aangezien we toch wat kilometers wilden maken om wat voor te komen op ons reisschema, besloten we door te rijden met een kleine omweg via Eden Valley, in de hoop nog een wijngaard te vinden die ons een rondleiding kon geven. Bij het plaatselijke postkantoor (we moesten nog postzegels hebben voor de ansichtkaarten die we in Sydney gekocht hebben…) om een goede tip gevraagd. Om een lang verhaal kort te maken: via een niet-geasfalteerde weg, een paar kleine dorpjes, wat hobbelwegen en karrensporen kwamen we in een verlaten dorpje, waar de wijnboer in geen velden of wegen te bekennen was. Op dus naar Clare Valley, onze eindbestemming van vandaag.
Bij de VVV in Clare – zoals gebruikelijk halen we onze informatie bij de locals – gevraagd naar de campings in Clare, en een goede tip voor een wijngaard die ons ook een kleine rondleiding kon geven. Met beide vragen waren we snel geholpen: er is maar een camping in Clare (en daar staan we dus) en we moesten naar een wijngaard even buiten het dorp. Daar zouden we wel een rondleiding kunnen krijgen. En zoals gebruikelijk kwamen ook nu weer de beste tips van de locals en niet uit de boekjes.
Na even zoeken kwamen we op een erf aan, zoals wij denken typisch Australisch, met een veranda aan het huis. Verder geen enkele poging om dit aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Ok, een winkeltje aan huis (of zoals dat hier heet een cellar door), maar geen uitgebreide tentoonstelling of museum. Een man van in de 60 stond ons te woord, terwijl hij aan zijn auto stond te klussen. We vertelden dat we getipt waren door de VVV en dat hij ons misschien wat meer over wijn maken kon vertellen. Ach, dat ging wel lukken. Nadat zijn klus geklaard was nam hij ons mee naar de schuur. En volgens zijn eigen woorden: er zit niets van romantiek bij, het is gewoon druiven in een machine stoppen en zorgen dat het hele proces goed verloopt. Totdat het op proeven aankomt. En dan begint de kunst, zijn eigen kunstwerk. Want wijn maak je op basis van eigen smaak. En vervolgens liet hij uit de ketels verschillende wijnen proeven. De wijn rijpt nog verder in eikenhouten vaten, maar de wijn die wij geproefd hebben smaakte al heerlijk. Hij liet ons ook nog even de bocht proeven die, niet onder eigen label vertelde hij er expliciet bij, naar China werd geëxporteerd. Die was veel minder lekker, maar goed, het verkocht.
De manier waarop hij vertelde over zijn wijn was fantastisch. Niet met poeha, wel met trots. Tussendoor liet hij ons ook nog even Muscat proeven, geen echte wijn, maar wel samengesteld uit 28 oogsten. Lekker! Terug in het winkeltje liet hij ons ook nog even twee rode wijnen uit 2006 proeven, als klap op de vuurpijl. Van de 50 vaten waren er drie van sublieme kwaliteit, en die zette hij ons voor. Alsof er een engeltje… Afijn. Deze waren dan ook zo’n 30 euro per fles. Ook liet hij ons en passant nog even de behaalde prijzen zien, o.a. die van de beste Riesling van de wereld in 2003. Na het winnen van de prijs hebben ze die niet meer verkocht, maar voor eigen gebruik gehouden. Zo zijn ze dan wel.
Met 12 flessen wijn, twee van iedere soort die we lekker vonden, en verpakkingsmateriaal om ze in het vliegtuig te vervoeren, zijn we vertrokken. Zes flessen om hier op te drinken, zes om thuis met deze en gene 😉 te proeven. En hij vond ons blijkbaar zo aardig, dat we ook nog eens de aangebroken 2006 flessen meekregen (die van die drie sublieme vaten) en een fles van de winnende Riesling uit 2003. We waren er enorm vereerd mee natuurlijk, maar we waren vooral blij met deze ontmoeting. Deze man nam, zoals de meeste mensen die we hier tegenkomen, echt de tijd voor ons. We hebben genoten en hele lekkere wijn meegenomen. En aangezien hij nog geen afzet in Europa heeft en wil uitbreiden… houden we de naam van deze wijngaard nog even voor onszelf… We zien wel wat in een handeltje met deze man, niet in de minste plaats omdat we deze wijn dan ook thuis kunnen proeven. Arme Henri Bloem… Cheers!
Vandaag hebben we wat wijngebieden bezocht. We zijn geen wijnkenners, Nicolien is wel een liefhebber (maar heeft haar vak Drankenkennis verwaarloosd) en ik drink af en toe een glaasje mee. Vanwege het vorige artikel waren we er natuurlijk wel op gebrand om met goede verhalen over The Barossa, Eden Valley en Clare Valley (alweer een tip van Tante Corrie!) te komen. We besloten dan ook vanochtend om, zoals ons bij de reis kado gekregen boekje ‘Wat en hoe Australië’ als goede tip gaf, de wijngaard van Seppeltsfield te bezoeken en met de tour van 11:00 mee te gaan. Toen we daar aankwamen bleek de tour niet om 11:00 te gaan, maar om 11:30. Ook voor de 11:00 tour waren we wat te vroeg, maar om te wachten op de 11:30 tour vonden we wat zonde van de tijd. Kortom: we zijn weer verder gegaan. Jammer dat het boekje de verkeerde tijd aangaf… Vonden we toen…
Aangezien we toch wat kilometers wilden maken om wat voor te komen op ons reisschema, besloten we door te rijden met een kleine omweg via Eden Valley, in de hoop nog een wijngaard te vinden die ons een rondleiding kon geven. Bij het plaatselijke postkantoor (we moesten nog postzegels hebben voor de ansichtkaarten die we in Sydney gekocht hebben…) om een goede tip gevraagd. Om een lang verhaal kort te maken: via een niet-geasfalteerde weg, een paar kleine dorpjes, wat hobbelwegen en karrensporen kwamen we in een verlaten dorpje, waar de wijnboer in geen velden of wegen te bekennen was. Op dus naar Clare Valley, onze eindbestemming van vandaag.
Bij de VVV in Clare – zoals gebruikelijk halen we onze informatie bij de locals – gevraagd naar de campings in Clare, en een goede tip voor een wijngaard die ons ook een kleine rondleiding kon geven. Met beide vragen waren we snel geholpen: er is maar een camping in Clare (en daar staan we dus) en we moesten naar een wijngaard even buiten het dorp. Daar zouden we wel een rondleiding kunnen krijgen. En zoals gebruikelijk kwamen ook nu weer de beste tips van de locals en niet uit de boekjes.
Na even zoeken kwamen we op een erf aan, zoals wij denken typisch Australisch, met een veranda aan het huis. Verder geen enkele poging om dit aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Ok, een winkeltje aan huis (of zoals dat hier heet een cellar door), maar geen uitgebreide tentoonstelling of museum. Een man van in de 60 stond ons te woord, terwijl hij aan zijn auto stond te klussen. We vertelden dat we getipt waren door de VVV en dat hij ons misschien wat meer over wijn maken kon vertellen. Ach, dat ging wel lukken. Nadat zijn klus geklaard was nam hij ons mee naar de schuur. En volgens zijn eigen woorden: er zit niets van romantiek bij, het is gewoon druiven in een machine stoppen en zorgen dat het hele proces goed verloopt. Totdat het op proeven aankomt. En dan begint de kunst, zijn eigen kunstwerk. Want wijn maak je op basis van eigen smaak. En vervolgens liet hij uit de ketels verschillende wijnen proeven. De wijn rijpt nog verder in eikenhouten vaten, maar de wijn die wij geproefd hebben smaakte al heerlijk. Hij liet ons ook nog even de bocht proeven die, niet onder eigen label vertelde hij er expliciet bij, naar China werd geëxporteerd. Die was veel minder lekker, maar goed, het verkocht.
De manier waarop hij vertelde over zijn wijn was fantastisch. Niet met poeha, wel met trots. Tussendoor liet hij ons ook nog even Muscat proeven, geen echte wijn, maar wel samengesteld uit 28 oogsten. Lekker! Terug in het winkeltje liet hij ons ook nog even twee rode wijnen uit 2006 proeven, als klap op de vuurpijl. Van de 50 vaten waren er drie van sublieme kwaliteit, en die zette hij ons voor. Alsof er een engeltje… Afijn. Deze waren dan ook zo’n 30 euro per fles. Ook liet hij ons en passant nog even de behaalde prijzen zien, o.a. die van de beste Riesling van de wereld in 2003. Na het winnen van de prijs hebben ze die niet meer verkocht, maar voor eigen gebruik gehouden. Zo zijn ze dan wel.
Met 12 flessen wijn, twee van iedere soort die we lekker vonden, en verpakkingsmateriaal om ze in het vliegtuig te vervoeren, zijn we vertrokken. Zes flessen om hier op te drinken, zes om thuis met deze en gene 😉 te proeven. En hij vond ons blijkbaar zo aardig, dat we ook nog eens de aangebroken 2006 flessen meekregen (die van die drie sublieme vaten) en een fles van de winnende Riesling uit 2003. We waren er enorm vereerd mee natuurlijk, maar we waren vooral blij met deze ontmoeting. Deze man nam, zoals de meeste mensen die we hier tegenkomen, echt de tijd voor ons. We hebben genoten en hele lekkere wijn meegenomen. En aangezien hij nog geen afzet in Europa heeft en wil uitbreiden… houden we de naam van deze wijngaard nog even voor onszelf… We zien wel wat in een handeltje met deze man, niet in de minste plaats omdat we deze wijn dan ook thuis kunnen proeven. Arme Henri Bloem… Cheers!

Gebabbel – ditjes en datjes (deel 1)

Gebabbel – ditjes en datjes (deel 1)
Onze verhalen zijn veelal gericht op wat we zoal beleven. Logisch, want dat willen we natuurlijk heel graag delen. En we gaan er vanuit dat de lezer hier benieuwd naar is. Maar er zijn zoveel kleine dingetjes die het vermelden waard zijn. Die bijzonder zijn. Die we zelf ook niet willen vergeten. Zodoende werk ik af en toe aan dit stukje. Het is een beetje van alles. Een beetje gebabbel, zeg maar..
Camper
Heel belangrijk tijdens onze reis. De camper! En die bevalt uitstekend. Het is een heel gezellig huisje. Heel oud ook! Eigenlijk een oude rammelbak, maar dan wel een gezellige. Een Volkswagen!! Daar houd ik wel van. En hij maakt een herrie joh! Dat kan ook komen doordat we voorzien zijn van aardewerk servies en glazen van glas. Dat rammelt lekker als je aan het rijden bent. We vragen ons af waarom ze niet voor plastic gekozen hebben. Maar goed, we hebben ons geïnstalleerd. En dat was na anderhalve week hotels best lekker. Tassen uitpakken, alles een plekje. Het brengt wat rust. Het links rijden went heel snel. Je wordt er ook telkens aan herinnerd, want je zit als bestuurder aan de verkeerde kant. Dan is de vertaalslag snel gemaakt naar aan de verkeerde kant rijden. We blijven wel alert hoor, want een ongeluk zit in een klein hoekje. We rijden om en om. Martijn vooralsnog iets meer dan ik. En dat komt vooral doordat het rijden erg vermoeiend voor je lijf is. De voet waarmee je gas geeft moet je in een hoek van 90 graden wringen, bijna zover dat je met de punt van je schoen je knie kunt aanraken. En dat is onaangenaam. Martijn is zo lief om de langere stukken dan maar voor zijn rekening te nemen. Verder is de mechaniek van onze camper wat verouderd.  We hebben een schakelwagen, en de pook is flexibel. Die kun je alle kanten op roeren voordat je de juiste versnelling hebt (met je linkerhand natuurlijk). En de airco? Die zit erin hoor, maar doet het alleen als we op 240 volt aangesloten zijn. En dat zijn we natuurlijk niet als we rijden. Kortom, de warme dagen staan voor de deur en we zijn benieuwd hoe we die gaan doorstaan 😉 Verder is de camper vooral heel fijn. We hebben een ruime camper. Voldoende ruimte om te koken, eten, slapen. Er moet af en toe wat geschoven worden, maar daar vind je ook je routine in. En je gewoontes. Het begint al een routinematig huishouden te worden in onze rammelbak.
Kerst
De feestdagen staan voor de deur. En dat is voor jullie in Nederland misschien niet zo gek, maar hier doet dat vreemd aan. Toen we in Melbourne waren was het landelijke kerstversieringsdag. Die dag, begin november,  werden de bomen opgetuigd, de sterren opgehangen, de sneeuwvlokken gedrapeerd en de kerstliedjes uit de kast gehaald. En geloof me, dat is gek. Je bent in een bijzonder zomerse omgeving. Het was die dag boven de 35 graden. En dan loop je de Starbucks binnen en word je geholpen met een meisje met een rendier-diadeem op. Dan bekijk je jezelf, in de weerspiegeling van de vitrine, en zie je een hempje, roodverbrande wangen, een zonnebril en een kort rokje. En dan vraag je je af waar je beland bent. Het is oprecht heel vreemd. Want je realiseert je opeens dat kerst volledig afgestemd is op het Noordelijk halfrond. De kerstman, met zijn rendieren in de sneeuw. En dan alle liedjes. We hebben samen een test gedaan. Wie de meeste kerstliedjes kon bedenken. We kwamen niet verder dan “Cold, cold Christmas without you”, “Dreaming of a white Christmas”, “Lovely weather for a slee-ride together with you”.. Kortom, sneeuw, kou, winter! En die arme schatten hier vieren kerst in de zomervakantie. Onder een parasol. Met factor 50 op hun snoetjes. We hebben dit ook met tante Corrie besproken. Tante Corrie is duidelijk iemand die lang geleden naar Australië vertrokken is om een bestaan op te bouwen in een nieuw land. En wij vinden dat ze dat op een hele mooie manier gedaan heeft. Niet teveel vast blijven houden aan oude gewoontes. Nee, een bestaan als Australiërs. Zodoende heeft zij een Australisch paspoort en hebben zij hun kinderen nagenoeg uitsluitend met de Engelse taal opgevoed. Geen sinterklaas. Geen boerenkool met worst. Er is echter 1 ding dat voor hen altijd een beetje moeilijk, of misschien een beetje gek, gebleven is. En dat is kerst. Kerst in de zomer.
Wij hebben ons maar een beetje aangepast. En we hebben een kerstboompje gekocht, met een kerstmannetje. En die bungelt aan het spiegeltje van onze camper. Kunnen we er af en toe even naar kijken, als we uit het raampje naar de warme stranden kijken.
Gebabbel
We hebben al vaak aangehaald dat de mensen hier zo ontzettend relaxed zijn. Daar wil ik het nog wat uitgebreider over hebben. Het is moeilijk te beschrijven. Niet omdat ik de juiste woorden niet kan vinden, maar omdat het haast beschamend is. De mensen zijn hier namelijk zoveel vriendelijker dan we gewend zijn. En ik wil helemaal niet zeggen dat Nederlanders niet vriendelijk zijn. Ik denk dat andere factoren voor deze andere mentaliteit zorgen. De mensen hebben hier tijd. Er is minder criminaliteit hier. Mensen hier hebben een hele ruime ‘personal space’, hoeven hun territorium niet zo af te bakenen. En de mensen komen uit een ander nest. En dat laatste is iets dat we samen uitvoerig besproken en geanalyseerd hebben na onze ontmoeting met Ann. We hebben Ann ontmoet in the Grampians. Ik beloofde toen om later nog wat uitgebreider over haar te vertellen. Het moment is daar. Ann stond op de plaats naast ons en kwam een babbeltje maken. Zoals zovelen. Zo hebben we een stel ontmoet waarvan de vrouw uit een Nederlands nest kwam. Geboren in Indonesie en op haar 10e naar Australië verhuisd. We hebben Mavis ontmoet. Een medewerkster uit een Information Center. Aan Mavis wil ik niet te veel woorden besteden. Dat heeft ze zelf nl gedaan. We zijn gedurende haar gebabbel steeds een paar centimeter naar achteren gelopen. Om zodoende uiteindelijk aan de horizon te verdwijnen. Mavis kwebbelde gewoon verder. Maar goed, Ann dus. Ann kwam even langs. Even kletsen. Ann is gepensioneerd, oorspronkelijk uit Engeland. Op haar 20e is ze naar Australië vertrokken. Verbroken verloving, dus ze besloot op avontuur te gaan. Voor 10 Engelse Ponden kon ze mee op de boot naar Australië. Zolang ze maar twee jaar zou blijven. Deed ze dat niet, dan zou ze de heen- en terugreis moeten terug betalen. En ze is gebleven. En ze waardeert haar bestaan hier zo enorm dat ze de Australische nationaliteit heeft aangenomen en slechts voor familiebezoekjes nog terug gaat. En nu is ze gepensioneerd en heeft ze een camper gekocht. Ieder jaar reist ze minstens 3 maanden met de camper door Australië. Dan gaat ze hiken, natuurparken ontdekken en vrienden bezoeken. En met haar mentaliteit moet ze inmiddels een hoop vrienden hebben. Wij zijn immers ook als vrienden uit elkaar gegaan, toen ze na 2 uur en een lekker drankje weer huiswaarts keerde. Wat maakt deze mensen zo bijzonder. Dat hebben we geprobeerd te analyseren. Waarschijnlijk de wijze waarop ze hier gekomen zijn. Open voor het avontuur. Voor nieuwe ontmoetingen, nieuwe indrukken. Het moet niet niks geweest zijn. Te besluiten naar een land te gaan dat je niet kent, al deze mensen zijn namelijk niet eerst een paar weken met vakantie gegaan naar Australië. Nee, op de boot gestapt, voor een reis van 6 weken. Om in een onbekend land een bestaan op te bouwen. En die mensen, die dat aandurfden, moeten pioniers geweest zijn. Avonturiers. Mensen die open staan voor wat de dag hun brengt. En dat maakt het hele fijne mensen…
Nou ik heb nog veel meer gebabbel, maar ik laat het hier even bij. Wordt vervolgd…

Onze verhalen zijn veelal gericht op wat we zoal beleven. Logisch, want dat willen we natuurlijk heel graag delen. En we gaan er vanuit dat de lezer hier benieuwd naar is. Maar er zijn zoveel kleine dingetjes die het vermelden waard zijn. Die bijzonder zijn. Die we zelf ook niet willen vergeten. Zodoende werk ik af en toe aan dit stukje. Het is een beetje van alles. Een beetje gebabbel, zeg maar..

Camper

Heel belangrijk tijdens onze reis. De camper! En die bevalt uitstekend. Het is een heel gezellig huisje. Heel oud ook! Eigenlijk een oude rammelbak, maar dan wel een gezellige. Een Volkswagen!! Daar houd ik wel van. En hij maakt een herrie joh! Dat kan ook komen doordat we voorzien zijn van aardewerk servies en glazen van glas. Dat rammelt lekker als je aan het rijden bent. We vragen ons af waarom ze niet voor plastic gekozen hebben. Maar goed, we hebben ons geïnstalleerd. En dat was na anderhalve week hotels best lekker. Tassen uitpakken, alles een plekje. Het brengt wat rust. Het links rijden went heel snel. Je wordt er ook telkens aan herinnerd, want je zit als bestuurder aan de verkeerde kant. Dan is de vertaalslag snel gemaakt naar aan de verkeerde kant rijden. We blijven wel alert hoor, want een ongeluk zit in een klein hoekje. We rijden om en om. Martijn vooralsnog iets meer dan ik. En dat komt vooral doordat het rijden erg vermoeiend voor je lijf is. De voet waarmee je gas geeft moet je in een hoek van 90 graden wringen, bijna zover dat je met de punt van je schoen je knie kunt aanraken. En dat is onaangenaam. Martijn is zo lief om de langere stukken dan maar voor zijn rekening te nemen. Verder is de mechaniek van onze camper wat verouderd.  We hebben een schakelwagen, en de pook is flexibel. Die kun je alle kanten op roeren voordat je de juiste versnelling hebt (met je linkerhand natuurlijk). En de airco? Die zit erin hoor, maar doet het alleen als we op 240 volt aangesloten zijn. En dat zijn we natuurlijk niet als we rijden. Kortom, de warme dagen staan voor de deur en we zijn benieuwd hoe we die gaan doorstaan 😉 Verder is de camper vooral heel fijn. We hebben een ruime camper. Voldoende ruimte om te koken, eten, slapen. Er moet af en toe wat geschoven worden, maar daar vind je ook je routine in. En je gewoontes. Het begint al een routinematig huishouden te worden in onze rammelbak.

Kerst

De feestdagen staan voor de deur. En dat is voor jullie in Nederland misschien niet zo gek, maar hier doet dat vreemd aan. Toen we in Melbourne waren was het landelijke kerstversieringsdag. Die dag, begin november,  werden de bomen opgetuigd, de sterren opgehangen, de sneeuwvlokken gedrapeerd en de kerstliedjes uit de kast gehaald. En geloof me, dat is gek. Je bent in een bijzonder zomerse omgeving. Het was die dag boven de 35 graden. En dan loop je de Starbucks binnen en word je geholpen met een meisje met een rendier-diadeem op. Dan bekijk je jezelf, in de weerspiegeling van de vitrine, en zie je een hempje, roodverbrande wangen, een zonnebril en een kort rokje. En dan vraag je je af waar je beland bent. Het is oprecht heel vreemd. Want je realiseert je opeens dat kerst volledig afgestemd is op het Noordelijk halfrond. De kerstman, met zijn rendieren in de sneeuw. En dan alle liedjes. We hebben samen een test gedaan. Wie de meeste kerstliedjes kon bedenken. We kwamen niet verder dan “Cold, cold Christmas without you”, “Dreaming of a white Christmas”, “Lovely weather for a slee-ride together with you”.. Kortom, sneeuw, kou, winter! En die arme schatten hier vieren kerst in de zomervakantie. Onder een parasol. Met factor 50 op hun snoetjes. We hebben dit ook met tante Corrie besproken. Tante Corrie is duidelijk iemand die lang geleden naar Australië vertrokken is om een bestaan op te bouwen in een nieuw land. En wij vinden dat ze dat op een hele mooie manier gedaan heeft. Niet teveel vast blijven houden aan oude gewoontes. Nee, een bestaan als Australiërs. Zodoende heeft zij een Australisch paspoort en hebben zij hun kinderen nagenoeg uitsluitend met de Engelse taal opgevoed. Geen sinterklaas. Geen boerenkool met worst. Er is echter 1 ding dat voor hen altijd een beetje moeilijk, of misschien een beetje gek, gebleven is. En dat is kerst. Kerst in de zomer.

Wij hebben ons maar een beetje aangepast. En we hebben een kerstboompje gekocht, met een kerstmannetje. En die bungelt aan het spiegeltje van onze camper. Kunnen we er af en toe even naar kijken, als we uit het raampje naar de warme stranden kijken.

Gebabbel

We hebben al vaak aangehaald dat de mensen hier zo ontzettend relaxed zijn. Daar wil ik het nog wat uitgebreider over hebben. Het is moeilijk te beschrijven. Niet omdat ik de juiste woorden niet kan vinden, maar omdat het haast beschamend is. De mensen zijn hier namelijk zoveel vriendelijker dan we gewend zijn. En ik wil helemaal niet zeggen dat Nederlanders niet vriendelijk zijn. Ik denk dat andere factoren voor deze andere mentaliteit zorgen. De mensen hebben hier tijd. Er is minder criminaliteit hier. Mensen hier hebben een hele ruime ‘personal space’, hoeven hun territorium niet zo af te bakenen. En de mensen komen uit een ander nest. En dat laatste is iets dat we samen uitvoerig besproken en geanalyseerd hebben na onze ontmoeting met Ann. We hebben Ann ontmoet in the Grampians. Ik beloofde toen om later nog wat uitgebreider over haar te vertellen. Het moment is daar. Ann stond op de plaats naast ons en kwam een babbeltje maken. Zoals zovelen. Zo hebben we een stel ontmoet waarvan de vrouw uit een Nederlands nest kwam. Geboren in Indonesie en op haar 10e naar Australië verhuisd. We hebben Mavis ontmoet. Een medewerkster uit een Information Center. Aan Mavis wil ik niet te veel woorden besteden. Dat heeft ze zelf nl gedaan. We zijn gedurende haar gebabbel steeds een paar centimeter naar achteren gelopen. Om zodoende uiteindelijk aan de horizon te verdwijnen. Mavis kwebbelde gewoon verder. Maar goed, Ann dus. Ann kwam even langs. Even kletsen. Ann is gepensioneerd, oorspronkelijk uit Engeland. Op haar 20e is ze naar Australië vertrokken. Verbroken verloving, dus ze besloot op avontuur te gaan. Voor 10 Engelse Ponden kon ze mee op de boot naar Australië. Zolang ze maar twee jaar zou blijven. Deed ze dat niet, dan zou ze de heen- en terugreis moeten terug betalen. En ze is gebleven. En ze waardeert haar bestaan hier zo enorm dat ze de Australische nationaliteit heeft aangenomen en slechts voor familiebezoekjes nog terug gaat. En nu is ze gepensioneerd en heeft ze een camper gekocht. Ieder jaar reist ze minstens 3 maanden met de camper door Australië. Dan gaat ze hiken, natuurparken ontdekken en vrienden bezoeken. En met haar mentaliteit moet ze inmiddels een hoop vrienden hebben. Wij zijn immers ook als vrienden uit elkaar gegaan, toen ze na 2 uur en een lekker drankje weer huiswaarts keerde. Wat maakt deze mensen zo bijzonder. Dat hebben we geprobeerd te analyseren. Waarschijnlijk de wijze waarop ze hier gekomen zijn. Open voor het avontuur. Voor nieuwe ontmoetingen, nieuwe indrukken. Het moet niet niks geweest zijn. Te besluiten naar een land te gaan dat je niet kent, al deze mensen zijn namelijk niet eerst een paar weken met vakantie gegaan naar Australië. Nee, op de boot gestapt, voor een reis van 6 weken. Om in een onbekend land een bestaan op te bouwen. En die mensen, die dat aandurfden, moeten pioniers geweest zijn. Avonturiers. Mensen die open staan voor wat de dag hun brengt. En dat maakt het hele fijne mensen…

Nou ik heb nog veel meer gebabbel, maar ik laat het hier even bij. Wordt vervolgd…